Ton Bruining is netwerkpartner van KPC Groep en actief als adviseur, coach en opleider. Hij schrijft vaak prikkelende blogs waarin hij lezers laat meedenken over de essentie van goed onderwijs. Zelf geïnspireerd door filosoof Harry Kunneman spreekt Ton Bruining vaak over ‘onderwijs dat werkt, dat deugt en deugd doet’. Een interview over dit driedimensionale perspectief op onderwijs.
Waarom kijk je juist vanuit deze drie kernwaarden naar het onderwijs?
“Kennis over wat werkt is voor mij zowel als (voormalig) frontliniewerker, als wetenschapper en als afnemer van groot belang. In de gezondheidszorg, het onderwijs en in de zakelijke dienstverlening heb ik geleerd om slim gebruik te maken van de kennis die er is. Daarbij gaat het wat mij betreft niet alleen om wetenschappelijke kennis, maar ook om een brede kennisbasis, met daarin ook ervaringskennis van alle belanghebbenden en de professionele blik die beroepsbeoefenaren, zoals leraren, hebben ontwikkeld om de kennis in context van de juiste betekenis te voorzien. Met andere woorden: kennis over wat werkt is meerlagig. Kennis van zaken is de eerste laag. Het gaat dan om feiten en cijfers, om gecontroleerde waarnemingen die leiden tot een door de wetenschap getoetste kennisbasis. Denk daarbij aan de kennis over taalverwerving als cognitief leerproces. In de tweede laag brengt de professional in de praktijk wetenschappelijke kennis in samenhang met die praktijk en laat die kennis in het handelen voluit meespreken.”
“Leraren die de master leren & innoveren volgen, laten me zien dat ze in hun onderwijs - praktijk niet met kennis alleen vooruitkomen. Dat zit hem bijvoorbeeld in de methodes die onvoldoende inspelen op de context, de leerbehoefte en de mogelijkheden van hun studenten. Dat zie ik bijvoorbeeld bij studenten die werkzaam zijn in achterstandswijken. Het gaat die leraren vanuit hun waardenkader eerst om de ontmoeting van de leerling als mens. Betekenis geven aan kennis vanuit het waardenkader is de derde kennislaag. Wanneer leerlingen in hun ontmoeting met de leraar niet teruggebracht worden tot een object dat vaardigheden moet verwerven, maar geraakt worden door de aandacht van de leraar, dan kunnen er emancipatoire krachten en in de slipstream daarvan motivaties, zoals leermotivatie, prestatiemotivatie en sociale motivatie, vrijkomen. Vakdidactici zullen versteld staan. Ten slotte is er een vierde kennislaag. Die wordt aangeboord wanneer professionals zich realiseren dat ze zelf onderdeel uitmaken van het systeem. Wat dat betreft zouden onderwijsinspecteurs zich eens mogen afvragen hoe het komt dat ze jaar in jaar uit zich genoodzaakt voelen om op vaardigheden als taal, rekenen en burgerschap te hameren en waarom dat niet werkt, niet deugt en ook geen deugd doet.”
Is onderwijs dat werkt, dat deugt en deugd doet eigenlijk niet hetzelfde als ‘werken vanuit de bedoeling’?
“Nee, niet helemaal, al zijn er wel raakvlakken. Op de eerste plaats, het ‘mantra’ werken vanuit de bedoeling zegt nog niets over de ethische kant. Je kunt met veel impact werken vanuit foute bedoelingen. Extreem voorbeeld is het naziregime dat een systeem creëerde waarin de bedoelingen gedachteloos werden gevolgd. Gelukkig blijven leraren meestal wel denken vanuit het belang van de leerling en worden de instructies van het ministerie niet blind gevolgd. Laat ik een ander voorbeeld nemen. Het voortgezet onderwijs, dat werd ingericht om de leerplicht te verlengen en kinderarbeid te voorkomen. Gaandeweg is er vanuit dit loffelijk streven een systeem ontstaan waarin kinderen die voor een dubbeltje geboren zijn maar moeilijk een kwartje kunnen worden. Met het streven naar 10-14 wordt geprobeerd om in het belang van de kinderen de hokjesgeest in het onderwijs, tussen basisonderwijs en voortgezet onderwijs, en tussen de vmbo, havo en vwo-afdelingen in het voortgezet onderwijs te doorbreken. Daardoor wordt er niet alleen ‘trek in de schoorsteen’ geboden voor de vmbo-leerling, maar krijgt een gymnasium leerling met een belangstelling voor maakprocessen ook de kans om zich breed in het fenomeen metamorfose te verdiepen en naast de bestudering van Griekse teksten, ook eigentijdse ontwerp projecten voor bedrijven en instellingen aan te pakken. Helemaal mooi als die projecten worden uitgevoerd samen met vmbo- en havo-leerlingen.”
De realiteit is dat scholen en leraren moeten ‘koorddansen’ in een krachtenveld met uiteenlopende verwachtingen en soms tegenstrijdige belangen. Hoe kun je voorkomen dat je een speelbal wordt?
“Werken vanuit een frontlijnorganisatie zoals een school, waar de ouders, de inspectie, je directeur en je collega’s niet de hele dag over je schouders staan te kijken, betekent dat je wel degelijk een vrije ruimte hebt om te handelen. Daarbij wordt van je verwacht dat je gebruik maakt van de leidende principes die met elkaar zijn afgesproken. Maar dat is niet genoeg. Om vanuit de bedoeling te kunnen werken moet je ook vaardig zijn om in die vrije ruimte die principes toe te passen. Daarbij moeten het systeem en de methode niet leidend zijn, maar ondersteunend.”
“Leraren vinden het vaak moeilijk om collega’s aan te spreken op hun professionele handelen. Het werken vanuit de kernwaarden vraagt dat je regelmatig ‘rond het kampvuur gaat zitten’ en met elkaar bespreekt hoe het loopt en dat je dit niet uitstelt tot na vier jaar, wanneer er weer een nieuw strategisch plan moet worden gemaakt. Helaas is dat vaak wel de praktijk. Een collega-organisatiefilosoof van me liet aan de hand van een casus van grensoverschrijdend gedrag zien dat de waarden en normen beter worden nageleefd wanneer ze niet zijn vastgelegd en opgeborgen in een ordner maar voortdurend in gesprek worden gebracht. Daar komt bij dat er in de praktijk ook veel ongeschreven regels zijn die zelden ter discussie worden gebracht.” “Om volgens de bedoeling te kunnen werken vraagt verder dat je niet alleen met elkaar die bedoelingen moet onderschrijven, om daar vervolgens naar te handelen, maar dat je ook vaardig moet zijn om die handelingen goed te verrichten. Gelukkig investeren steeds meer scholen, schoolbesturen en samenwerkingsverbanden in de ontwikkeling van een eigen huisacademie waarin met elkaar wordt nagedacht over de collectieve professionalseringsbehoefte van leraren en wordt ook de opleidingsnoodzaak geanalyseerd.”
Bruining is van mening dat om goed onderwijs te kunnen blijven maken het van belang is dat onderwijsmensen geen stellingen betrekken en zich ingraven maar dat zij zelf, en als professioneel gezelschap met elkaar, blijven professionaliseren. Daar hoort ook het besef bij dat we nog heel veel niet weten. In deze socratische wijsheid, in het erkennen van persoonlijke, professionele en organisatietekorten schuilt volgens mij de hoop op onderwijs dat werkt, dat deugt en dat deugd doet en de kracht om dat onderwijs te maken.”
Door: Nationale Onderwijsgids / KPC Groep