Ouders van een kind met een beperking kunnen niet altijd geschikte kinderopvang vinden. Het College voor de Rechten van de Mens roept het kabinet op: ontwikkel beleid voor inclusieve kinderopvang. Martine van Vondel en Letty van den Berg maakten allebei mee dat hun zoon geweigerd werd bij de kinderopvang. Wat is hun verhaal? En wat vindt Asja Godthelp, adjunct-directeur van Brancheorganisatie Kinderopvang, van de discussie? “We moeten kinderen bieden wat ze nodig hebben.”
NOG
Is de kinderopvang inclusief genoeg?
-Martine kreeg te horen dat haar zoon nog geen half jaar oud zou worden. Inmiddels is hij vier. “Hij heeft iets met zijn spieren, maar ze weten niet precies wat”, vertelt ze. Toch ontwikkelde hij zich goed. Martine en haar partner gingen met de gemeente op zoek naar een passende opvanglocatie. Met een persoonsgebonden budget (pgb) konden ze een zorgmedewerker inschakelen, die hun zoon zou vergezellen naar de kinderopvang.
Een fantastisch plan, dacht Martine. Toch zag de kinderopvang het niet zitten. Martine: “De zorgvraag was te groot, zeiden ze. Omdat mijn zoon kans heeft op verstikkingsgevaar. Niemand wilde daar verantwoordelijk voor zijn. Maar de zorgmedewerker zou toch bij hem zijn?”
Ze ging in discussie, maar dat had geen effect. “Op een gegeven moment dacht ik: laat ook maar, we zoeken wel een andere oplossing. Tegelijkertijd wist ik vanaf dat moment dat ik voor mijn kind zou moeten vechten. Hij was nog geen negen maanden oud en kon nu al niet normaal meedraaien in de maatschappij.”
Ook Letty heeft een zoon met een beperking. Hij werd met een hersenvliesontsteking en herseninfarct geboren. Ook aan zijn nieren en lever had hij afwijkingen. Al snel kreeg ze te horen dat kinderopvang lastig zou worden. “De gemeente zei tegen me: stop maar met werken, je man kan vast wel voor inkomsten zorgen. Tot mijn man plotseling overleed. Toen was er wel van alles mogelijk.”
Toch was reguliere kinderopvang geen optie. Vanwege de grote groepen hadden leidsters geen tijd om extra aandacht te geven, hoorde Letty. Dat neemt ze hen niet kwalijk. “Maar ik vond het wel pijnlijk dat hij bij voorbaat al werd uitgesloten. Wat nu als hij zich ineens snel ontwikkelt?”
Asja Godthelp is adjunct-directeur van Brancheorganisatie Kinderopvang. Ze heeft uitgebreid gesproken met het College voor de Rechten van de Mens, voor de notitie ‘Op weg naar inclusieve kinderopvang’. Op de vraag ‘Is de kinderopvang inclusief genoeg?’ kan ze niet zo makkelijk antwoord geven. “Meestal zijn kinderen wel welkom, dat is het punt niet.”
De vraag is eerder: is de reguliere kinderopvang altijd de beste plek voor een kind met een zorgvraag? “Naast het recht op toegang moet je ook kijken naar het recht op maximale ontwikkeling. En soms hebben kinderen meer nodig om zich goed te kunnen ontwikkelen. Specialistische zorg, bijvoorbeeld.”
Maar dat is wel een andere expertise, noemt Asja. Die van iemand met een opleiding in de jeugdzorg of gehandicaptenzorg. Een locatie rolstoeltoegankelijk maken, is meestal niet zo ingewikkeld. “Maar onze medewerkers zijn niet medisch geschoold voor het toedienen van sondevoeding of medicijnen.”
Ook is het belangrijk dat pedagogisch medewerkers genoeg tijd overhouden voor de rest van de groep. Er bestaan combinatiegroepen, waar kinderen met een zorgvraag samen optrekken met reguliere kinderen. En de groepen kleiner zijn. Maar ook daar geldt: je hebt mensen nodig die geschoold zijn in de zorg.
Asja: “Vaak wordt gezegd: als alle kinderen naar het basisonderwijs kunnen, kunnen ze toch ook allemaal naar de kinderopvang? Wat ze dan vergeten: binnen het basisonderwijs gaan ook niet alle kinderen naar hetzelfde type school. Ondanks het passend onderwijs volgen nog steeds veel kinderen speciaal onderwijs of speciaal basisonderwijs. Je kunt de kinderopvang vergelijken met het regulier onderwijs: dat is niet voor iedereen de beste plek.”
De adjunct-directeur vindt dat de overheid breder moet kijken naar het probleem. Hoe kunnen ouders van een kind met een zorgvraag allebei blijven werken? “Nu is dat lastig in Nederland”, legt Asja uit. “De zorgtijd is altijd korter dan een ‘normale’ werkdag. Het zou mooi zijn als gemeentes – of werkgevers – wat meer out-of-the-box denken. Kan een ouder de werkuren misschien wat flexibeler indelen? Of kan een kind wat langer zorg krijgen?”
Martines zoon zit inmiddels op een reguliere basisschool. “Cognitief kan hij dat gemakkelijk aan. We hebben wel een zorgmedewerker ingeschakeld die snel op school kan zijn, als het nodig is.” En de school biedt ondersteuning. De toiletten en de ingang van het gebouw zijn aangepast, net als de gymlessen.
Letty’s zoon gaat naar de bijzondere dagopvang, waar hij persoonlijke begeleiding krijgt in een kleine groep. “Dat is fijn”, vindt Letty. “Maar ik hoop dat hij volgend jaar naar het regulier onderwijs kan. Zodat hij zich kan optrekken aan andere kinderen.”
Beide moeders benadrukken het belang van een luisterend oor. Martine: “Kinderopvanglocaties mogen wat meer meedenken met ouders zoals ons. Het is niet fijn om telkens tegen muren te lopen. Dan kun je op z’n minst de moeite doen om te kijken wat wél kan.”
Asja kan zich dat goed voorstellen. “Soms vergeten kinderopvangmedewerkers uit te leggen waarom iets niet kan of mag. Dan lijkt het alsof ze kinderen geen toegang wíllen verlenen. Maar we hebben zulke dichtgetimmerde wetten en regels in Nederland.” Dat komt ook naar voren in het rapport van het College. Voor kinderopvang gelden hele andere wetten dan voor zorg. Ook de financieringsstromen zijn verschillend.
Zo mag niet elke medewerker die geschoold is voor de jeugdzorg volgens de cao werken op de kinderopvang. “Dus als je combinatiegroepen wil, voldoen medewerkers niet aan de regels”, zegt Asja. “Het gevolg: ouders hebben geen recht op toeslag.”
Verder mogen kinderen in de kinderopvang maar een maximumaantal vaste gezichten zien. Dat kan botsen met de behoefte aan extra zorg, zoals de zorgmedewerker die Martine met haar pgb wilde inzetten. Een van de adviezen van het College is dan ook: onderzoek waar alle wetgeving samenwerking in de weg zit. En probeer dat simpeler te maken.
Want dat kan, denkt Asja. Aan de medewerkers in de kinderopvang zal het in ieder geval niet liggen. “De meeste mensen die voor dit vak kiezen, zijn enorm dienstbaar”, zegt Asja. “Het liefst zouden ze alle kinderen verwelkomen.”
Door: Nationale Onderwijsgids / Bente Schreurs