Het speciaal onderwijs (so) mocht tijdens de tweede lockdown volledig open zijn. In het voortgezet speciaal onderwijs (vso) kon een deel van de leerlingen naar school. Hoe pakte dit in de praktijk uit? En hoe gaat het nu met de kinderen in het speciaal onderwijs? Aan het woord: Wim Ludeke, voorzitter van Sectorraad GO, en twee leraren in het (voortgezet) speciaal onderwijs. “Het is harder werken dan ooit.”
NOG
Hoe gaat het nu met de kwetsbare kinderen in het speciaal onderwijs?
-Dagelijks deelt Bart Heeling korte verhalen over zijn leerlingen op LinkedIn. Zijn doel: misvattingen over het speciaal onderwijs wegnemen en “de andere kant van deze leerlingen” laten zien. Bart geeft les aan een so+ cluster 4 klas, aan leerlingen tussen de 6 en 12 jaar. De school waar hij werkt, is verbonden aan het Regionaal Expertisecentrum Noord Nederland (RENN 4).
Bart: “Cluster 4 is voor leerlingen met ernstige gedragsproblemen en psychiatrische problematiek. Via mijn LinkedIn-pagina wil ik laten zien dat mijn leerlingen zoveel meer zijn dan hun gedrag. Het zijn ook gewoon kinderen met humor, verdriet en angsten.”
In september is hij een pilot gestart met een so+ klas, bedoeld voor kinderen die niet meer meekomen met het cluster 4-onderwijs. Ze zijn meerdere keren geschorst, zitten thuis en vaak is er jeugdzorg in beeld. In de klas van Bart zitten maximaal acht kinderen tegelijk. Niet vanwege corona, maar omdat de leerlingen intensieve individuele begeleiding krijgen. “Bij mij leren ze hoe het is om weer naar school te gaan. Hoe ga je om met andere kinderen? Hoe luister je naar de leraar?”
Tijdens de eerste lockdown ving de school van Bart meerdere leerlingen op. Bart belde vaak met ouders en ging, waar mogelijk, langs. Sinds de zomervakantie krijgen zijn leerlingen de hele week fysiek les. “Dit zijn de allerkwetsbaarste kinderen. Hun situatie thuis is vaak onhoudbaar.”
Zo had Bart een leerling die zijn agressie niet kon beheersen. Zijn moeder moest hem in zijn kamer opsluiten, om hem tegen zichzelf te beschermen. “Tijdens de eerste lockdown hebben we hem al naar school laten komen”, zegt Bart. “Dat moest gewoon. Zo’n leerling heeft rust, regelmaat en structuur nodig.”
De andere klassen op Barts school krijgen sinds 8 februari weer fysiek les. Er is nu een vierdaagse schoolweek, zodat collega’s elkaar makkelijker kunnen opvangen. Noodopvang was de laatste maanden ook mogelijk.
Sectorraad GO is de nieuwe fusienaam van het LECSO en SBOwerkverband. Deze organisatie voor gespecialiseerd onderwijs deed in januari een globale peiling, waaruit bleek dat zo’n 60 tot 70 procent van de so-scholen noodopvang inzette. Voorzitter Wim Ludeke: “Een deel van de scholen was volledig open, maar lang niet alle. Sommige scholen lukte het simpelweg niet. Bijvoorbeeld omdat veel personeelsleden besmet waren, of in de risicogroep vielen.”
Van afstandsonderwijs is hij geen groot fan. “Veel leerlingen in het so en vso zijn gebaat bij vaste structuur en hebben persoonlijke begeleiding nodig. Een leraar moet kinderen zien om echt te weten hoe het gaat. Ze kunnen dat zelf niet altijd aangeven.” Soms was de thuissituatie ook onveilig.
De meeste scholen in het gespecialiseerd onderwijs hebben hun leerlingen gelukkig wel in het zicht. “Dat is ook inherent aan het gespecialiseerd onderwijs”, noemt Wim. “Groepen zijn kleiner. En leerkrachten of mentoren hebben korte lijntjes met leerlingen en hun ouders.”
Hoe het met de kwetsbare kinderen gaat? “Zo goed als alle kinderen in het gespecialiseerd onderwijs zijn kwetsbaar”, legt Wim uit. “Dat is vaak de reden dat ze hier zitten. Bovendien zijn er zoveel verschillende groepen in het speciaal onderwijs. De ene groep vaart beter op het afstandsonderwijs dan de ander.”
Leerlingen met een ernstige meervoudige beperking hebben absoluut geen baat bij afstandsonderwijs, volgens Wim. Ze hebben structuur en begeleiding nodig. Ook leerlingen met gedragsproblemen zijn op school meestal beter hanteerbaar dan thuis. Of veiliger. Terwijl sommige kinderen met een vorm van autisme het afstandsonderwijs juist ideaal vinden. “Weinig afleiding van klasgenoten, lekker zelf doorwerken”, verduidelijkt Wim.
Dat herkent Henk Vegter. Hij geeft wiskunde op twee vso-scholen in Lelystad, aan vmbo- en havo/vwo-leerlingen. “Mijn leerlingen ervaren deze periode heel wisselend. De een heeft nauwelijks last van de lockdown en zit sowieso het liefst rustig op zijn kamer. De ander mist het contact met klasgenoten enorm en komt thuis niet goed mee.”
De examenleerlingen van Henk hebben een deel van de week les op school. Voor leerlingen die het thuis moeilijk hebben, gemiddeld zo’n 10 procent van een groep, is er noodopvang. En de overige leerlingen zijn thuis. Henk geeft hybride lessen: hij staat zelf in de klas, met een deel van de leerlingen. De rest volgt de les live via Microsoft Teams.
Hoe langer de lockdown duurt, hoe meer leerlingen op school komen, merkt Henk. Als een leerling de lesstof niet bijhoudt, geeft hij dat aan bij de mentor. “Sommige leerlingen hebben gewoon echt baat bij fysiek contact. Van een afstand stellen ze minder snel vragen. Online heb je ook veel minder zicht op je leerlingen. In sommige klassen zet bijna iedereen zijn camera uit. Dan sta ik voor een zwart scherm te praten. Best pittig.”
Voor een kleine groep leerlingen in het speciaal onderwijs is thuisonderwijs een enorme uitkomst. De thuiszitters. Henk: “Dat zijn leerlingen die voor de coronacrisis al niet naar school kwamen. Omdat ze een zware angststoornis hebben, bijvoorbeeld. Zij kunnen nu ineens vanuit huis lessen volgen.”
En hoe zit het met de niveau-achterstanden, waar je in het regulier onderwijs veel over hoort? Bart maakt zich daar niet zo druk om. “Mijn leerlingen zijn nog jong. Zij blijven zich wel ontwikkelen. En op dit moment staat de hele wereld even stil.” Hij verbaast zich over de veerkracht van zijn leerlingen. “Ook al hebben ze het thuis niet makkelijk, ze staan telkens weer op en zetten hun beste beentje voor.”
Wim vermoedt dat de achterstanden in het gespecialiseerd onderwijs inderdaad wat minder groot zijn dan in het regulier onderwijs. “Onze leraren zijn al gewend om te werken met leerlingen met een achterstand. En leraren hebben vaak al meerdere niveaus binnen één groep. Ze spelen dus makkelijker op niveauverschillen in.”
Vergeleken met het regulier onderwijs zijn er vaak minder strenge referentiekaders en toetsen. Waarmee Wim niet wil zeggen dat het gespecialiseerd onderwijs vrijblijvender is. Of dat de werkdruk minder hoog ligt. “Docenten in het gespecialiseerd onderwijs werken al een jaar lang keihard. En vergeet niet dat veel docenten een risico lopen. Ze zijn zelf kwetsbaar, of hebben familieleden in een risicogroep.”
Wim pleit daarom voor meer sneltesten in het speciaal onderwijs. “De loyaliteit van het onderwijspersoneel staat onder druk. Vanuit de overheid zou er best wat meer waardering voor deze groep mogen komen.”
Ook is hij er een voorstander van dat leerlingen in het vso wat langer op school kunnen blijven. “Veel oudere leerlingen kunnen stages niet afmaken. Voor leerlingen die praktijkonderwijs volgen, is het carrièreperspectief niet per se gunstig. Dan zou het fijn zijn als ze er na augustus nog wat maanden school aan vast kunnen plakken.” Nu levert zo’n verlenging van de schoolperiode nog veel administratieve lasten op, vindt Wim.
Wat de leerlingen van Henk vooral zou helpen? “Een deel van mijn leerlingen doet in twee jaar examen. Ik zou graag zien dat de versoepeling van de examens ook voor hen geldt. Dat zij ook een extra herkansing krijgen. En één niet-kernvak mogen wegstrepen, als ze daar slecht op scoren. Tot nu heeft minister Slob dat nog niet toegezegd.”
De wiskundedocent wil het liefst dat alle leerlingen zo snel mogelijk weer naar school komen. “Afstandsonderwijs is echt geen vakantie. Je moet je lessen juist nog strakker voorbereiden dan voorheen. Technisch moet alles op orde zijn, je moet de leerlingen thuis erbij betrekken. Het is harder werken dan ooit. En ik mis mijn leerlingen ook gewoon.”
Bart is blij dat hij zijn leerlingen al vrij snel weer fysiek zag. “We deden zelfs verstoppertje in de lege school”, lacht hij. “Maar nee, zonder gekheid, ik kan niet wachten totdat de andere klassen ook weer de hele dag op school zijn. Tot ik mijn collega’s weer kan spreken in de personeelskamer. En we na schooltijd weer even samen een biertje kunnen drinken. Zulke ontspanning heb je nodig als je met zo’n intense doelgroep werkt.”
Door: Nationale Onderwijsgids / Bente Schreurs