Komt er plexiglas voor de klas? Of houden we het bij looplijnen en handen wassen? En gaan onze leerlingen een aantal dagen per week de hele dag naar school? Of vijf dagen per week een halve dag? Toen het kabinet op 21 april bekendmaakte dat de basisscholen vanaf 11 mei weer gedeeltelijk open konden, gingen scholen massaal met deze vragen aan de slag. Inmiddels zijn de basisscholen alweer een week begonnen, na acht weken thuisonderwijs. Drie basisscholen vertellen hoe ze de heropening hebben aangepakt.
NOG
De eerste schoolweek zit er weer op: 'Het vergt flink wat denkwerk'
-“Het was heel fijn om de kinderen weer te zien na acht weken”, vertelt Rianne van Leeuwen. Ze geeft les aan groep 4 op basisschool De Wilge in Hilversum. Ook haar leerlingen waren blij dat ze weer naar school mochten. “Hopelijk blijven ze ook na de eerste week zo enthousiast”, lacht ze.
Omdat reguliere basisscholen maar deels open mochten, moesten ze zelf een vorm vinden waarin dat kon gebeuren. Op De Wilge zijn de klassen opgesplitst. De ene helft komt ‘s ochtends naar school, de andere helft ’s middags. “De school vindt het belangrijk dat we alle kinderen iedere dag zien”, legt Rianne uit. De focus ligt op ‘essentiële vakken’ als rekenen en taal. Het dagdeel dat de leerlingen thuis zijn, hoeven ze geen online onderwijs te volgen.
Als hun ouders een vitaal beroep hebben, komen leerlingen wel de hele dag naar school. Dan draaien ze dus mee met de ochtend- en de middaggroep. “Die paar kinderen geef ik ’s middags vaak een individuele opdracht, zodat ze niet twee keer dezelfde les hoeven te volgen. Dat gaat tot nu toe heel goed.”
De kinderen die naar buitenschoolse opvang gaan, komen bij voorkeur ’s middags, zodat die tijden op elkaar aansluiten. Leerlingen hebben geen pauze op school. Leraren krijgen een uur tijd tussen de ochtend- en middaggroep, zodat ze kunnen eten, en de tafels, stoelen en deurklinken kunnen desinfecteren.
Zelf was Rianne geen voorstander van dit plan. Wat haar handiger leek: “Halve klassen die hele dagen naar school zouden gaan. De ene helft heeft dan bijvoorbeeld maandag, woensdag en vrijdag les. De andere helft dinsdag en donderdag. De week erna wisselen we het om.”
Volgens Rianne heb je namelijk meer aan een hele dag les dan aan meerdere halve dagen. “Nu hebben we maar 2,5 uur per groep. Daarin kun je zo weinig behandelen. Ik snap dat de hoofdvakken het belangrijkst zijn, maar ook vrijere vakken als muziek en kunst zijn nodig. En het moet ook een beetje leuk blijven.” De leerkracht heeft haar zorgen geuit, maar het argument om de kinderen iedere dag te zien, woog zwaarder.
Sabine Princen geeft les aan groep 8, op De Horizon in Zoetermeer. Daar is gekozen voor verschillende starttijden en ingangen. Haar klas komt om 8.35 uur binnen. Samen met twee andere groepen, die elk een andere ingang nemen. Twintig minuten later starten weer drie groepen. De laatste drie groepen beginnen om 9.10 uur. Sabines leerlingen komen vijf hele dagen naar school. Dat komt omdat ze lesgeeft op het sbo.
“Het is heel goed gegaan deze week”, vertelt Sabine. “Maar ik vind het wel vermoeiend om continu 1,5 meter afstand te houden. Als een leerling uitleg nodig heeft, kom je automatisch dichterbij.” Wat verder lastig is: Sabine heeft meerdere leerlingen van 13 jaar in haar klas. Zij moeten officieel wél 1,5 meter afstand houden van hun klasgenoten. Sabine drukt haar leerlingen op het hart niet te dichtbij elkaar te komen als ze buitenspelen. “Maar het zijn toch pubers, ze staan vaak in groepjes. Soms kneep ik maar een oogje dicht.”
Als de leerlingen op school komen, wassen ze meteen hun handen. Sabine heeft haar groep in drieën verdeeld: vijf kinderen wassen hun handen in klas, vijf gaan naar het jongenstoilet en de andere vijf naar het meisjestoilet. Gedurende de dag worden de handen nog zeker drie keer gewassen. “Het vergt flink wat denkwerk”, lacht Sabine. “Normaal ben ik niet zo van de organisatie, dus ik leer een hoop.”
Verder zijn de tafels uit elkaar geschoven en zijn er looproutes gemaakt. Docenten mogen zelf beslissen of ze mondkapjes dragen. Eén oudere leerkracht doet dat. Gymlessen vinden buiten plaats. “Wij gaan nu met de gymleerkracht mee”, vertelt Sabine, “om op te letten dat niemand boos wegloopt. Die kans is op het sbo wat groter.” Het gevolg is dat ze haar vakuurtje, waarin ze vaak werk nakijkt, kwijt is.
Ook Riannes leerlingen wassen hun handen meerdere keren per dag. Beschermingsmateriaal is beschikbaar. En leraren kunnen plexiglas voor hun bureau plaatsen. “Als leerkracht mag je zelf weten hoe je je klas inricht”, vertelt ze. “Bij mij zit ieder kind naast een lege tafel.” Alleen de kleuters en groep 3 spelen buiten, gymlessen zijn er tijdelijk niet. Ouders zetten hun kinderen af buiten het schoolplein. Ouders van kleuters mogen wel het schoolplein op. Voor hen zijn speciale looproutes en markeerringen gemaakt. De leerkrachten vangen de kleuters vervolgens op.
Op basisschool Futura in Heerenveen is de heropening weer anders ingericht. Directeur Fenny Heidema: “Wij hebben gekozen voor hele klassen. Halve klassen vind ik niet goed voor de groepsvorming. Bovendien is het leerrendement ’s middags lager dan ’s ochtends. Als je groepen opsplitst, heeft de ene groep dus meer profijt van de lessen dan de andere.”
De reden dat Fenny voor hele klassen kon kiezen, is dat Futura een kleine school is met maar zo’n vijftig leerlingen. De school volgt het concept Onderwijs voor de Nieuwe Tijd (O4NT), dat gericht is op de toekomst. Leerlingen werken met iPads, leren programmeren en volgen workshops van specialisten. Normaal gesproken volgen leerlingen workshops in verschillende ‘ateliers’. Ze hebben geen vast lokaal.
Het was al snel duidelijk dat dit omgegooid moest worden. De eerste aanpassing: leerlingen kregen een vaste plek, zodat ze niet meer zo vaak door de school hoefden te lopen. Alleen de leraren wisselen van plek. Looproutes zijn er niet, omdat de school vrij klein is. Kinderen wassen hun handen vaak, ouders wachten buiten in speciale ophaal- en afzetplekken en een buurtcoach geeft gym, op een veld buiten de school. Een aantal kinderen draagt beschermingskleding, maar dat is niet vereist.
“De eerste week verliep goed”, vindt Fenny. “De kinderen vonden het reuze interessant en volgden de instructies goed op.” Toch ging ook het thuisonderwijs soepel. “Onze leerlingen hebben veel digitale vaardigheden. Dat is een belangrijk onderdeel van ons onderwijssysteem. Digitale programma’s gebruikten ze voor de coronacrisis ook al vaak.”
Niet alle leraren geven inmiddels weer les. Uit een peiling onder 1100 schooldirecteuren van de Algemene Vereniging Schoolleiders (AVS) blijkt dat bij de helft van de basisscholen leraren uit voorzorg zijn thuisgebleven. Op zo’n 5 procent van de scholen waren er niet voldoende leraren om alle klassen op school te laten komen.
Ook Sabine heeft even getwijfeld. “Ik ben 55 en heb borstkanker gehad. Twee jaar geleden had ik mijn laatste chemo.” Sabine vroeg haar oncoloog of het verstandig was om weer te beginnen. Zij zei: “Als je je goed voelt, moet je het doen.” Sabine: “Mijn conditie is gelukkig uitstekend. Ik let wel goed op mezelf. Ik ga op tijd naar bed, eet gezond en zorg voor een continue stroom frisse lucht in het klaslokaal.”
Eén van haar collega’s blijft wel thuis. “Ze heeft zelf diabetes en haar dochter heeft een hartprobleem”, vertelt Sabine. Normaal gesproken stond haar collega drie dagen voor de klas, nu verzorgt ze het thuisonderwijs voor de kinderen die niet op school zijn. “Dat werkt prima.”
Op De Wilge werken vier leerkrachten vanuit huis, vanwege medische redenen of zwangerschap. “Zij ondersteunen ons waar nodig en pakken tijdrovende klusjes op, zoals het klaarzetten van online opdrachten. Hun leerlingen komen wel gewoon naar school en worden dan begeleid door een invaller of ib’er. Eén leraar geeft thuis online les en videobelt met zijn groep.”
Op Futura viel een rekenspecialist uit, omdat zijn vrouw ziek was. De andere rekenspecialist werd verkouden. “Even waren we bang dat groep 3 tot en met 8 geen rekenles zou hebben”, stelt Fenny. De verkouden rekenspecialist werd meteen getest en had gelukkig geen corona. De andere specialist geeft nu thuis video-instructies, die in de klas gestreamd worden. Een onderwijsassistent en stagiaire helpen dan in de klas.
En hoe zit het met de leerlingen, zijn die wel allemaal weer aanwezig? “21 van onze 120 leerlingen zitten thuis”, vertelt Sabine. “Meestal omdat hun ouders angstig zijn voor het coronavirus.” De kinderen die thuisblijven, krijgen thuisonderwijs. Ze ontvangen een pakket met opdrachten en kunnen via Teams vragen stellen aan de leerkracht.
Uit de peiling van AVS blijkt dat op 90 procent van de scholen leerlingen thuis zijn gebleven. In Riannes klas is één kind thuis. Het beleid van haar school: als leerlingen om medische redenen thuisblijven, bijvoorbeeld omdat hun ouders in de risicogroep vallen, hebben ze recht op online onderwijs. Durven hun ouders het niet aan? Dan wordt er niets aangeboden. “Ze mogen van de overheid weer naar school, dus dan verwachten we ook dat ze weer komen.”
Op Futura zijn er ook kinderen die thuisblijven. Omdat ze verkouden zijn, omdat een gezinslid kwetsbaar is of omdat ouders bang zijn voor corona. Ze hebben bijvoorbeeld gehoord over buitenlandse onderzoeken, waaruit zou blijken dat kinderen wel risico lopen. “In zo’n geval bespreek ik met de ouders wat mogelijk is. Kinderen mogen thuisblijven, maar wel op voorwaarde dat ze echt aan het werk gaan. De afgelopen weken was het vooral herhaling, nu wordt er meer instructie gegeven. Ouders moeten daar dan ook bij helpen.”
Rianne en Sabine zijn blij dat ze weer fysiek les mogen geven. Wat ze het meest gemist hebben de afgelopen weken? “De interactie met de kinderen”, antwoorden ze allebei. Rianne: “Videobellen is toch anders. Dan zitten de ouders er vaak bij en zijn kinderen minder open en eerlijk. Hier gooien ze alles eruit. Je weet beter hoe een kind zich echt voelt.”
“Ik ben onder de indruk van de manier waarop de leerlingen alles opgepakt hebben”, zegt Sabine. “Ze zijn zo blij elkaar weer te zien. En behulpzaam. Toen de laptops allerlei updates nodig hadden, kon ik ze soms niet helpen, omdat ik afstand moest houden. Dus hielpen ze elkaar.” Sommige leerlingen hadden het de afgelopen weken niet gemakkelijk, denkt ze. “Maar ze zijn zo veerkrachtig. Ze staan op en gaan weer door. Bewonderenswaardig.”
Door: Nationale Onderwijsgids / Bente Schreurs