De overgang van basisschool naar brugklas is voor veel Nederlandse kinderen problematisch. De verschillen tussen beide schooltypen zijn te groot en de selectie naar niveau komt op twaaljarige leeftijd te vroeg. In 2013 startte in Gorinhem daarom de Tienerschool, een doorgaande leerlijn voor leerlingen van 10 tot en met 14 jaar. Nu vijf jaar later is de 'doorgaande leerlijn 10-14' opgenomen in het regeerakkoord. De Nationale Onderwijsgids sprak senioradviseur en onderwijsexpert Lenie van Lieverloo van KPC Groep over de ontwikkelingen en toekomst van de tienerschool in Nederland.
NOG
KPC Groep over tienerscholen: 'Met liefde en lef werken aan kansen'
-In 2013 spraken wij elkaar ook over de tienerschool voor leerlingen van 10 tot en met 14 jaar. Toen was dat nog een vrij nieuw idee. Wat zijn volgens u sindsdien opmerkelijke ontwikkelingen geweest?
We spraken elkaar toen over de start van het Tienercollege in Gorinchem. Zij hebben afgelopen oktober hun eerste lustrum in de uitvoering van de doorgaande leerlijn 10-14 gevierd. Dus wat is er veranderd? Er is nu een school die een heel cohort heeft doorlopen, vele ervaringen rijker is en de doorgaande lijn verder heeft ontwikkeld, met aan de voorkant een Junior College en aan de achterkant structurele samenwerkingsvormen met verschillende middelbare scholen. Wat je ook ziet is dat het niet bij die ene school is gebleven. Naast het Tienercollege in Gorinchem zijn er nu het Spring High in Amsterdam, De Leeronderneming in Ridderkerk, Onderwijsroute 10-14 in Zwolle, de Tienerschool in Groningen en De Overstap in Zetten. Zes concrete initiatieven die nu draaien. De verwachting is dat dit aantal de komende tijd snel zal gaan stijgen.
Afgelopen voorjaar heeft KPC Groep, in samenwerking met de Kwartiermakers 10-14 Onderwijs, een conferentie georganiseerd specifiek over dit onderwerp, alléén voor bestuurders die geïnteresseerd zijn in het opzetten van een tienerschool. Daar kwamen ruim honderd schoolleiders op af, dus laten we zeggen dat we zo'n tachtig schoolbestuurders hebben die zich aan het voorbereiden zijn op die 10-14 ontwikkeling.
Een significante ontwikkeling die ook bij het ministerie niet onopgemerkt is gebleven. In 2008 zijn we begonnen, met het besef dat er iets moest gebeuren. De kracht van het verhaal zit 'm in het draagvlak en de motivatie bij het onderwijsveld zelf om dicht bij de doorlopende ontwikkeling van de leerling te blijven. We laten ons niet afleiden door organisatie- of stelselbelangen, onze focus is gericht op dat hogere onderwijsdoel.
Na vijf jaar Tienercollege, zijn er al evaluaties geweest die iets kunnen zeggen de doorgaande leerlijn 10-14? Heeft de ontwikkeling het gewenste effect voor leerlingen?
Het is heel belangrijk voor het slagen van een concept om de ontwikkeling te monitoren. Alle initiatieven die starten met 10-14 krijgen dan ook het advies om het proces nauwkeurig bij te houden. We moeten ons voortdurend voor ogen blijven houden: waar doen we het voor en zitten we nog op de goede weg?
We hebben geen vooraf opgestelde blauwdruk van hoe een tienerschool eruit moet zien maar er zijn wel twee kernprincipes: we gaan voor de doorlopende leerlijn en de niveaukeuze van leerlingen mag uitgesteld worden. Om die twee dingen mogelijk te maken is maatwerk nodig, zoals persoonlijke leerplannen. Daarnaast moeten scholen een onderzoekscomponent omarmen om de ontwikkeling goed te kunnen volgen en gericht door te blijven ontwikkelen.
Nu is de ontwikkeling van de doorlopende leerlijn 10-14 nog vers en dus zijn er nog geen harde resultaten van de nieuwere initiatieven beschikbaar maar tevredenheidsonderzoeken van het Tienercollege uit Gorinchem zijn veelbelovend. Dat zowel ouders als leerlingen zeer tevreden zijn, beschouw ik als een goede indicator dat we met de doorgaande leerlijn 10-14 op de goede weg zitten. Alle begin is even wennen, maar als het eenmaal loopt dan is aan de prestaties van de leerlingen te zien dat de tienerschool zijn vruchten afwerpt. Bovendien zie je de kinderen opbloeien, ouders en leerlingen zijn blij. Daar gaat het om: dat kinderen op de voor hen juiste plek terechtkomen en verantwoord kunnen kiezen op een tijd die voor hen past.
Een van de vragen op de conferentie van het Tienercollege in 2013 was: hoe ziet het onderwijs er voor leerlingen in 2020 eruit? Hoe staan we er ondertussen voor?
Een belangrijk doel voor 2020 is dat we leerlingen consequent blijven volgen met de monitor en verbetertrajecten blijven inzetten om de belangrijke doelstellingen en kenmerken van de doorlopende leerlijn 10-14 tot volle wasdom te brengen. Ook is het belangrijk om na te denken over de periode vóór en ná; een doorlopend leerproces is immers een ontwikkeling van 0 tot en met 18 jaar. De meeste initiatieven en oriëntaties richten zich op het stuk 10-14 als een eerste stap in de ontwikkeling van een ononderbroken leerlijn. Of we die ononderbroken leerlijn bereiken in 2020 maakt dan niet zoveel uit, het geeft de ontwikkeling aan waar scholen in zitten en dat het doorlopende leerproces heel belangrijk is.
Een ander belangrijk doel op de langere termijn is de krenten uit de pap van de doorgaande leerlijnontwikkeling ook in de reguliere onderwijspraktijk van het primair en voortgezet onderwijs door te laten klinken. We zoeken een ontwikkelvorm waarin de beide onderwijssectoren dicht bij elkaar komen en samen intensief optrekken.
Ik kan me voorstellen dat het voor u en andere betrokkenen een kleine overwinning was dat de doorgaande leerlijn 10-14 nu expliciet genoemd wordt in het regeerakkoord. Daar staat nu bijvoorbeeld in dat er "meer experimentele ruimte" komt voor samenwerkingen tussen basisscholen en middelbare scholen. Wat betekent dit concreet? Ik kan me bijvoorbeeld voorstellen dat er nog wel wat logistieke obstakels zijn weg te nemen.
Dat is ook zo. De tienerscholen zijn geen fysiek aparte scholen maar toch lopen schoolbestuurders en docenten tegen verschillende concrete vraagstukken op, zoals de bekostiging, vragen over bevoegdheden van docenten en allerlei voorwaarden die gelden voor enerzijds het primair en anderzijds het voortgezet onderwijs. Het is duidelijk dat we elkaar daarin hard nodig hebben. We moeten samen helder maken wat de knelpunten zijn en hoe we meer ruimte kunnen creëren.
Die krachtenbundeling in de zoektocht naar meer ruimte heeft er denk ik onder meer toe geleid dat het onderwerp nu in het regeerakkoord is terechtgekomen. Ze zien wel dat het een beweging is waar niemand meer om heen kan. De PO-Raad en VO-raad ondersteunen de ontwikkeling en het ministerie van Onderwijs doet nu onderzoek naar de mogelijkheden om meer ruimte te scheppen voor de doorgaande leerlijn 10-14.
Het interessante is dat er in de huidige wet- en regelgeving soms al meer ruimte zit dan we benutten, althans dat schijnt zo te zijn. Het ministerie gaat nu de komende drie jaar bij de initiatieven die al lopen en nog gaan lopen onderzoek doen naar wat er moet gebeuren om de uitvoering van de doorgaande leerlijn makkelijker vorm te geven en knelpunten uit de weg te ruimen. Daarmee participeert de overheid dus actief in de zoektocht naar meer ruimte.
Het is dus nu niet zo dat het ministerie de leiding en sturing overneemt in de ontwikkeling van de doorgaande leerlijn 10-14?
Klopt. Het ministerie doet onderzoek naar de mogelijkheden, maar het is het onderwijsveld zelf dat de ontwikkeling van binnenuit zal blijven dragen en vormgeven.
Is er nu als vanzelf ook een algemene conceptvorm ontstaan voor de tienerscholen of blijven de initiatieven zich vooral kenmerken door een eigen invulling van de doorgaande leerlijn 10-14?
Iedere regio is anders, ieder samenwerkingsconstruct is anders, de dynamiek tussen de mensen is anders en ook de aanleidingen zijn anders. Zelfs het basisonderwijs in zijn geheel is niet overal hetzelfde, ondanks dat er algemeen geldende eisen zijn. Een vast concept, een blauwdruk, is dus niet mogelijk. Wel hebben alle initiatieven gemeenschappelijk dat ze met liefde en lef aan de ontwikkeling van de doorgaande leerlijn werken en uitstel van keuze voor de leerlingen mogelijk maken. Dat is de belangrijkste verbindende factor die alle partijen samenbrengt. Deze inhoudelijke verbinding vormt dan het kader om verder te zoeken en de ruimte die er is goed te benutten. Het opleggen van harde eisen of strakke regels zou voorbijgaan aan het maatwerkaspect van de tienerscholen. De kernpunten zijn richtinggevende principes.
Als we kijken naar de nabije toekomst, welke stappen moeten er volgens u nu gezet worden?
In de uitvoering heb je duidelijk obstakels, zoals ik eerder al noemde, maar wij denken liever in mogelijkheden en kansen voor leerlingen dan in belemmeringen. Als je met elkaar ergens naartoe wil werken dan is een netwerk vormen heel belangrijk. Die netwerkvorming is dus iets wat de komende tijd actueel wordt. In een groeiende ontwikkeling is daarnaast een goede communicatie en coördinatie onmisbaar en vooral samen blijven doorontwikkelen. Dus in dat onderzoek met elkaar niet alleen maar naar knelpunten kijken in de uitvoering maar vooral naar de ruimte in de inhoudelijke ontwikkeling en de verbinding met elkaar blijven vasthouden.
Als het gaat over communicatie en kennisdeling heeft de KPC Groep de intentie om dit najaar weer een conferentie te organiseren. We hopen dan een tipje van de sluier te kunnen lichten over het onderzoek van het ministerie en dat we ook concreet wat kunnen zeggen over de ontwikkeling in de praktijk, zoals het doorlopende curriculum. Er zit dan ook bewust anderhalf jaar tijd tussen deze en voorgaande conferentie omdat we wel voldoende materiaal willen hebben om de volgende stap te zetten.
Volop beweging dus! Maar we zijn nog láng niet klaar en we moeten onze zoektocht en ontwikkeling dan ook actief blijven doorzetten.
© Nationale Onderwijsgids