In de kinderopvang werken nauwelijks mannen. Waar het basisonderwijs schreeuwt om meer mannen voor de klas, is deze kreet in de kinderopvang nauwelijks hoorbaar. Is er, met de grote Amsterdamse zedenzaak en het recente incident in De Bilt in het achterhoofd, wel behoefte aan meer mannen in de kinderopvang? En hoe houden de mannen die er wél werken zich staande?
Cijfers die voortkomen uit onderzoek ontbreken, maar vast staat dat sinds december 2010 steeds minder mannen in de kinderopvang werken. De daling kan niet los worden gezien van ‘Het Hofnarretje’, de grote Amsterdamse zedenzaak waarin de inmiddels veroordeelde Robert M. een aantal zeer jonge kinderen misbruikte. Onder meer door Het Hofnarretje neemt het wantrouwen richting mannen in de kinderopvang toe, waardoor naar schatting nog slechts honderden mannen werken als pedagogisch medewerker.
“Het aantal mannen loopt terug door zaken over misbruik”, beaamt voorzitter Gjalt Jellesma van BOinK, de belangenvereniging voor ouders in de kinderopvang. “Ook in de tijd voor Het Hofnarretje was het aantal al laag. De terugloop is zorgelijk. De zaken over misbruik hebben een negatieve invloed op mannen die overwegen als pedagogisch medewerker te werken. Anderen verlaten juist de kinderopvang omdat ze zich verdacht voelen.”
‘Ik was meer op mijn hoede’
Joris Timmers van De Tweeling Kinderopvang in Nijmegen is één van de weinige mannen die werkzaam is in de kinderopvang. Hij werkt met baby’s van drie maanden tot anderhalf jaar oud. De Amsterdamse zedenzaak zette ook de 39-jarige Timmers destijds aan het denken.
“Ik heb op een forum reacties zitten lezen en dat had ik beter niet kunnen doen”, zegt hij. “Iedereen vond het belachelijk dat een dergelijke man op zo’n jonge groep zat. Dat was confronterend voor mij. In die weken daarna was ik opeens veel meer op mijn hoede. Ik heb even gedacht dat ik nóg opener en transparanter moest zijn over wat ik doe met de kinderen, maar zo ben ik helemaal niet. Ik ben altijd al open en eerlijk geweest.”
Timmers vertelt dat ouders naar De Tweeling Kinderopvang bellen met de vraag of er een man werkt. Sommige ouders vinden de aanwezigheid van een man juist fijn, voor anderen is het een reden een deurtje verder te kijken. “Als bij ouders wantrouwen is, zeggen ze dat nooit rechtstreeks tegen mij. Ik hoor meestal op een indirecte manier dat ouders moeten wennen aan een man voor de groep.”
Imago van de kinderopvang
Ook in de tijd voor Het Hofnarretje werkten al weinig mannen in de sector. Omdat voornamelijk bij kinderen van 0 tot en met de 4 jaar de nadruk ligt op zorgtaken, is het beroep minder aantrekkelijk voor mannen. Dat is een onterechte veronderstelling, vindt Timmers.
“Veel mensen denken dat je voornamelijk bezig bent met de verzorging van kinderen en dat vinden ze, heel ouderwets, de taken van een vrouw. Dit is slechts een klein onderdeel van je dag. Je bent juist in een hele belangrijke periode voor de kinderen hun ontwikkeling aan het observeren en stimuleren. Als je verder kijkt zie je dat er veel meer diepte in het werk zit.”
Timmers heeft het vermoeden dat er meer mis is met het imago van het beroep. “Ik denk dat mannen het niet zien zitten om de hele dag tussen de kletsende vrouwen te zitten. Ik heb 25 vrouwelijke collega’s. Daar moet je mee om kunnen gaan.”
Kamervragen
Het is belangrijk dat meer mannen in de kinderopvang komen werken, vinden betrokkenen. Voormalig minister van Sociale Zaken Lodewijk Asscher wees in zijn antwoord op Kamervragen (december 2015) al eens op onderzoek dat het belang van mannelijke pedagogisch medewerkers onderstreept.
De interactie- en zorgstijl van vrouwen zouden volgens dat onderzoek beter aansluiten op het gedrag van meisjes dan dat van jongens. Asscher is van mening dat de verschillende benaderingen van mannen én vrouwen goed zijn voor de ontwikkeling van kinderen. Mannen bieden bijvoorbeeld meer ‘masculiene’ activiteiten aan zoals buiten spelen, snijwerk, ruwe spelletjes en stoeien. Jongens reageren hier beter op als een man dit aanbiedt.
“Het geeft een betere mix”, vindt ook Jellesma. “Mannen laten bijvoorbeeld in het buiten spelen meer toe en zijn op een positieve manier minder beschermend, waardoor jongens kunnen leren van de gevolgen van hun gedrag. Vaak wordt de aanwezigheid van één man door vrouwen al als heel positief ervaren. Voor jongens is een man voor de groep een rolmodel.”
Gelijke tred met het onderwijs
De overeenkomsten met het basisonderwijs zijn opvallend. Ook in deze sector is een schrijnend tekort aan mannen. Een campagne als ‘Veel meer Meester!’ zet in op meer mannelijke leerkrachten – meer diversiteit – voor de klas. Dergelijke campagnes bestaan niet in de kinderopvang. Wordt het tijd om net als het basisonderwijs ook in de kinderopvang een groot pleidooi te houden voor meer mannen als pedagogisch medewerker? Jellesma: “Ik zou een campagne om meer mannelijke medewerkers in de bso te krijgen zonder meer toejuichen.”
De vraag werd in december 2015 al gesteld of het kabinet, mogelijk in samenwerking met de sector, maatregelen wil nemen om het aantal mannen in de kinderopvang te verhogen. Asscher wilde er geen actief beleid op maken. “De factoren die scheve verdeling van mannen en vrouwen in de kinderopvang veroorzaken, zijn echter niet eenvoudig te veranderen”, schreef Asscher. Volgens hem is, vergelijkbaar met het onderwijs, een cultuurverandering nodig om het aanbod aan mannelijke beroepskrachten te verhogen. Opleidingen kunnen daarbij een positieve rol spelen in de werving en begeleiding van studenten, aldus de toenmalig minister.
Bij BOinK denken ze eveneens dat maatregelen van het kabinet niet nodig zijn. Jellesma: “Het is een breed maatschappelijk probleem. Op internet wordt het risico op misbruik binnen de kinderopvang sterk overdreven. De zedenzaken die er zijn worden sterk uitvergroot.”
‘Nederland is een a-typisch land’
Jellesma trekt de vergelijking met Duitsland, waar veel meer kinderen naar de kinderopvang gaan en ook nog vijf dagen per week. Toch lijken daar veel minder zedenzaken te spelen. “In Duitsland is men veel minder negatief over mannen in de kinderopvang. Ik zou graag een vergelijkend Europees onderzoek zien naar de mate van seksueel misbruik in onderwijs en kinderopvang. We weten daar nu eigenlijk helemaal niets over. Ik denk dat de negatieve publiciteit er ook mee te maken heeft dat wij in Nederland kinderopvang niet als vanzelfsprekend beschouwen, terwijl dat in de ons omringende en de Scandinavische landen wel het geval is.”
© Nationale Onderwijsgids / Frank Molema