Volgens het Algemeen Dagblad geven drie hoogleraren het onderwijs de schuld van het hoge aantal kinderen met dyslexie. Twee van hen, van wie één geen hoogleraar blijkt te zijn, ontkennen deze conclusie te hebben getrokken. Is het onderwijs echt de schuldige?
Hoogleraar dyslexie Ben Maassen van de Rijksuniversiteit Groningen heeft een duidelijk antwoord op die vraag. “Dyslexie door slecht onderwijs? Volstrekte onzin”, laat hij stellig weten. In het Algemeen Dagblad wordt hij naar eigen zeggen ten onrechte genoemd als één van de drie hoogleraren die het onderwijs de schuld geeft van het hoge aantal kinderen met de diagnose dyslexie. De krant suggereert dat Maassen het eens is met hoogleraar Anna Bosman van de Radboud Universiteit in Nijmegen. Zij stelt dat het groeiend aantal kinderen met de diagnose dyslexie het gevolg is van slecht onderwijs en dat kinderen op school veel meer oefening nodig hebben. Er worden onnodig veel kinderen gediagnosticeerd met ernstige lees- en rekenproblemen, aldus Bosman.
Verkeerde context
Maassen: “De hele dag werd op het nieuws gezegd: drie hoogleraren, van wie ik er één ben, geven het onderwijs de schuld van het hoge aantal kinderen met dyslexie. Ik werd constant gebeld en mijn mailbox explodeerde, maar ik ben het niet eens met Bosman. Mijn woorden zijn in een verkeerde context geplaatst.”
Maassen zei in het Algemeen Dagblad dat het kan voorkomen dat leerlingen in de praktijk minder hoeven te lezen en schrijven, terwijl hij vindt dat ze juist méér moeten oefenen. Die opmerking vormde een gedeeltelijke verklaring voor de stijging in aantal diagnoses dyslexie, maar is alleen van toepassing op de scholen waar de incidentie van dyslexie onverklaarbaar hoger ligt dan het landelijk gemiddelde. Dit kan zowel de groep ‘zwakke lezers’ betreffen, als de kinderen die later de diagnose dyslexie krijgen. "Het gaat om zo’n tien tot vijftien procent van de kinderen en het onderwijs weet hier niet goed mee om te gaan", zegt de Groningse hoogleraar.
Maassen is het eens met Bosman dat bepaalde groepen leerlingen op school meer les moeten krijgen in lezen en schrijven, maar hij wil de schuld niet in de schoenen van het onderwijs schuiven. “Het systeem is overbelast. Er wordt zo veel over het onderwijs uitgestort dat dat je leraren niet kwalijk kan nemen dat ze niet overal tijd voor hebben.”
Volgens de meest recente cijfers van het CBS heeft bijna acht procent van de basisschoolkinderen de diagnose dyslexie. Daarbij valt op dat Nederlandse kinderen (9,1 procent) vaker dyslexie melden dan kinderen met een niet-Westerse achtergrond (2,1 procent). Uit een onderzoek van het ministerie van Onderwijs blijkt dat op eenderde van de basisscholen meer dan vijf procent van de leerlingen een dyslexieverklaring heeft.
Verbazing en irritatie
Onder deskundigen is met veel verontwaardiging gereageerd op de publicatie in het Algemeen Dagblad. Jannes de Vries, orthopedagoog bij 28 basisscholen in Noord-Groningen, ergerde zich aan de berichtgeving. “De bewering dat het onderwijs de schuldige is van dyslexie is zeer ongenuanceerd. In mijn werkomgeving was niemand het eens met de bewering zoals die in het Algemeen Dagblad stond opgeschreven.”
De Vries laat weten dat de publiciteit grote impact heeft op leerkrachten en mensen die dagelijks de gevolgen ondervinden van dyslexie. Om die reden stuurt hij een brandbrief aan de Vaste Kamercommissie van het ministerie van Onderwijs. Hij schrijft dat leraren kwalitatief goed onderwijs moeten bieden, maar dat de werkdruk erg hoog is. Daarnaast zijn groepen leerlingen te groot om hen voldoende aandacht te bieden, is de administratieve last hoog en de waardering voor leerkrachten laag. “Wat mij persoonlijk het meest treft, is dat leerkrachten het plezier in hun vak verliezen.”
De Vries stoorde zich bovendien aan een opmerking van Bosman. Zij vroeg zich af of dyslexie wel bestaat omdat uit haar studies blijkt dat met wetenschappelijk onderbouwde methodes leerlingen met sprongen vooruitgaan. “Daar begrijp ik helemaal niets van”, aldus De Vries die zijn verbazing over haar uitspraken niet onder stoelen of banken steekt. “Je moet bij mij niet aankomen dat het verschijnsel niet bestaat. Dat is volstrekte onzin.”
Zelfs het beste onderwijs kan geen hulp bieden
Het Nederlands Kwaliteitsinstituut Dyslexie (NKD) sluit zich aan bij De Vries. De opmerking van Bosman dat dyslexie niet zou bestaan, is ook bij woordvoerder Remco Reij van het NKD in het verkeerde keelgat geschoten. “Veel kinderen krijgen wekelijks begeleiding van een zorgverlener. Ze werken onder begeleiding van hun ouders keihard om dyslexie enigszins hanteerbaar te maken. Om er mee te leren leven, want het gaat niet over. Dan komt er opeens een professor die zegt dat dyslexie niet bestaat. Ieder zichzelf respecterend wetenschapper twijfelt niet aan de diagnose dyslexie”, deelt Reij een sneer uit aan Bosman.
Het NKD stelt dat zelfs het beste onderwijs geen hulp kan bieden aan kinderen met de meest zware vorm van dyslexie. Reij: “Dat is gebleken uit onderzoek. Drie tot vijf procent van de kinderen blijft in aanmerking komen voor de diagnose ernstige dyslexie en heeft hulp buiten de school nodig. Het is oneerlijk van een school te verwachten om voor deze kinderen een oplossing te bieden. Zij zijn geen zorgverleners.”
Voor de ‘zwakke lezers’ kunnen sommige scholen wel meer kwaliteit leveren, erkent het NKD. “Een deel van deze kinderen die niet leren van extra uitleg en extra oefeningen in de klas, moeten intensieve begeleiding krijgen op school: zorgniveau 3. Wij vinden dat scholen zorgniveau 3 voor kinderen met problematische achterstanden niet altijd goed invullen. Er wordt bijvoorbeeld te snel gewisseld van methode en de ondersteuning vindt niet altijd buiten de klas plaats, maar in een hoekje van de klas. Ook zie je dat soms een ouder in plaats van de leesspecialist hulp biedt. Wij weten uit ervaring dat een deel van deze kinderen alleen resultaten kunnen boeken als je alles doet volgens de regels. Doe je dat niet, dan komen ze eigenlijk onterecht bij een dyslexiezorgverlener voor diagnostiek.”
Hoe verder?
Minister Bussemaker van Onderwijs wil samen met het ministerie van Volksgezondheid bespreken hoe het aantal dyslexieverklaringen kan worden teruggedrongen. Vooral op middelbare scholen kan het voor sommige leerlingen ‘aantrekkelijk’ zijn om een dyslexieverklaring op zak te hebben. Daarmee zouden zij meer tijd kunnen bedingen voor bijvoorbeeld toetsen of een examen.
Het NKD biedt samen met de beroepsvereniging voor Nederlandse vereniging van psychologen en orthopedagogen een oplossing aan het ministerie van Onderwijs. Zij adviseren om de dyslexieverklaring af te schaffen en dat alleen een geregistreerde aanbieder een diagnose kan stellen. “Er zijn dan minder spelers op de markt. Daardoor is het makkelijker controle houden. Kinderen kunnen dan niet meer voor 100 euro binnen drie minuten een dyslexieverklaring krijgen”, aldus het NKD.
© Nationale Onderwijsgids / Frank Molema