Normal_examenstress

Docent Kees Beekmans liet in een column vorige week in de Volkskrant niets heel van het eindexamen Nederlands. Volgens hem zou het eindexamen veel te veel gericht zijn op de structuur van de tekst en keurt het correctiemodel bepaalde antwoorden fout die ook goed kunnen zijn. Het eindexamen is zo slecht, dat de opstellers ervan hulp moeten zoeken, vindt hij. Staat Beekmans met zijn scherpe mening alleen? Of wordt de kritiek breed gedeeld onder zijn collega’s? De Nationale Onderwijsgids vroeg vier docenten onafhankelijk van elkaar naar hun mening.

Naam: Manon Vogel
School: Het Lyceum Vos in Vlaardingen
Geeft les aan: bovenbouw havo en vwo
Aantal jaren leservaring: 22

“Ik kon me helemaal in de column van Kees Beekmans vinden, woord voor woord. Het eindexamen Nederlands is een gedrocht. Om de leerlingen toch goed voor te bereiden ben ik de hele tijd bezig om mijn leerlingen trucjes te leren. Vervolgens geven ze antwoorden die ze uitstekend kunnen onderbouwen en die ik goed wil rekenen. Het antwoordmodel geeft echter wat anders aan en dat kan ik niet uitleggen aan mijn leerlingen. Dit eindexamen draait niet om argumentatie en het toetst niet wat het beoogt te toetsen. Ik werk op een kleine school en ik ken de leerlingen daardoor vrij goed, dus ik weet wat ze wel en niet goed kunnen. Het cijfer dat ze vervolgens krijgen op het eindexamen vind ik niet kloppen. Dat vertegenwoordigt niet wat hij of zij kan.”

“In dit eindexamen ligt heel erg de focus op de structuur en functies van de alinea’s. Ik heb liever dat ze kritisch lezen en dat ze een tekst kunnen beoordelen op coherentie en betrouwbaarheid in plaats van die focus op structuur. Natuurlijk, leerlingen moeten snappen hoe een tekst in elkaar zit en wat een schrijver beoogt met zijn tekst, maar ik wil graag dat ze goed hun antwoorden kunnen onderbouwen.”

“Ik vind bovendien de manier waarop spelling in het eindexamen is gefietst belachelijk. We hebben een staatssecretaris die zich laat leiden door de waan van de dag. Natuurlijk moeten de leerlingen goed spellen, maar het examen toetst leesvaardigheid. Doe dan een onderdeel spelling in het examen.”

Naam: Christine Brackmann
School: Christiaan Huygens College in Eindhoven, locatie Rachmaninowlaan. Tevens bestuurslid sectie Nederlands van de Vereniging Levende Talen
Geeft les aan: bovenbouw vwo
Aantal jaren leservaring: 9

“Ook ik ben het eens met de column die geschreven werd. Er is een soort focus op structuur; het benoemen van alineafuncties. Dan ga je voor een groot deel voorbij aan de inhoud van de tekst. Deze manier van examineren zorgt ervoor dat docenten op een ‘teaching-to-the-test-manier’ lesgeven en dat is niet wat we willen.”

“Op 18 juni organiseert de Vereniging Levende Talen een docentenconferentie. Daar komen waarschijnlijk zo’n 150 docenten op af. Wij zullen onze leden vragen hoe een ideaal examen eruit zou moeten zien. Bij de vereniging zijn we heel erg benieuwd naar de ideeën. In mijn ogen moet leesvaardigheid wel in het eindexamen blijven, maar dan met relevantere vragen. Bij de vragen naar alineafuncties moet de leerling zijn antwoord kunnen verdedigen. Nu is er maar één antwoord goed en dat vind ik hinderlijk. Ook zou ik graag vragen zien naar retorisch taalgebruik, waarbij de lezer in een bepaalde richting wordt geduwd, zodat de leerling zich bewust wordt van de kracht van taal. Daarnaast pleit ik voor een stukje schrijfvaardigheid, maar niet een heel opstel. De leerling zou bijvoorbeeld een argumentatie tegen of voor een bepaalde tekst kunnen opschrijven.”

“Met de vereniging lobby’en wij regelmatig bij de politiek voor een andere invulling van het eindexamen. Over het algemeen hebben wij het gevoel dat onderwijswoordvoerders goed luisteren. Maar dat betekent niet dat Sander Dekker luistert. Ik denk dat de staatssecretaris het kan waarderen als docenten zelf het heft in handen nemen. Ik zeg niet dat wij op 18 juni het unaniem eens zullen zijn, maar ik verwacht wel dat er een beweging op gang komt en dat docenten zullen aangeven welke richting het eindexamen Nederlands op moet.”

Naam: Anneleen Scholten
School: Sint-Maartenscollege in Voorburg
Geeft les aan: bovenbouw vwo
Aantal jaren leservaring: 15

“Het lijkt wel alsof de ergernissen rondom het eindexamen de laatste jaren steeds erger worden. Ik word heel erg moe van de nadruk op structuur en de discutabele antwoorden. Daarnaast vind ik het nakijken van open vragen een enorm gepuzzel. Soms denk ik dat ik het werk beter een tijdje kan laten liggen en de examenbespreking afwachten. Na zo’n vergadering kan het voorkomen dat je alle examens van de leerlingen nog een keer moet nakijken, omdat er weer veel nieuwe inzichten zijn. Het antwoordmodel volstaat niet, dat vind ik het ergste. Daar komt bij dat je je leerlingen niet goed kunt voorbereiden. Op het proefexamen kan je leerlingen bepaalde antwoorden niet verkopen. Daarom ben ik ontzettend jaloers op collega’s van wiskunde, die gewoon duidelijke examens hebben.”

“Ik heb niet het gevoel dat de mensen bij CITO luisteren naar onze kritiek. Na zo’n examenbespreking worden de kritiekpunten naar CITO opgestuurd, maar je hoort er nooit wat over. Het stilzwijgen van de makers vind ik heel hinderlijk.”

Naam: Clasine van Dorst
School: Graaf Engelbrecht in Breda
Geeft les aan: bovenbouw havo en vwo
Aantal jaren leservaring: 16

“Ik heb tegenwoordig zenuwen voor het eindexamen. Het is zo ongewis wat de leerlingen voor hun neus krijgen. Ik maak het eindexamen vwo altijd zelf. In het verleden haalde ik met gemak een negen, maar afgelopen jaar haalde ik als professional met moeite een acht. Wat vraag ik dan van mijn leerlingen? Mijn geloofwaardigheid daalt. Ik deel altijd mijn ervaring met leerlingen, maar op een gegeven moment ga je twijfelen of het verstandig is om open te zijn. Daarnaast daalt ons aanzien ten opzichte van onze collega’s van de andere vakken. Daar worden wel hoge cijfers gehaald, terwijl een goede leerling bij Nederlands een zeven haalt. Door de leidinggevenden worden we wel op dezelfde manier als andere docenten beoordeeld.”

“Dit jaar ben ik erg vroeg begonnen met de examentraining. Ik probeer mijn leerlingen inzicht te geven in de soort vragen en antwoorden die er zijn. Er ligt op het Graaf Engelbrecht veel druk op het examen. Als er geen goede resultaten worden gehaald, krijgen we de onderwijsinspectie mogelijk wederom op ons dak. Omdat de nadruk sterk op het eindexamen ligt, vindt er vakverschraling plaats. Er is minder tijd om andere onderdelen van het vak Nederlands te onderwijzen. Dat vind ik het meest kwalijke van het geheel.”

“Vorig jaar ben ik samen met een collega in gesprek gegaan met twee ambtenaren van het ministerie van Onderwijs. Dan merk je hoeveel partijen bij het eindexamen betrokken zijn. De ambtenaren zeiden dat we bij de Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) moesten zijn. Daar kwamen we allerlei deskundigen tegen, van wie er slechts één docent was. Zo hebben we het gevoel dat we moeilijk invloed kunnen uitoefenen.”

© Nationale Onderwijsgids / Frank Molema