“Allemaal eervolle momenten die het openingsjaar (2013) van het Rijksmuseum en de nasleep ervan tot een breed en langdurig feest maken”, zegt Wim Pijbes, directeur van het Rijksmuseum in Amsterdam. Door de Rijksuniversiteit Groningen werd hij uitgeroepen tot Alumnus van het Jaar 2013. Opinieblad Elsevier verkoos hem tot Nederlander van het Jaar 2014. Hij wordt geroemd om de manier waarop hij het Nederlands cultureel erfgoed bij een breed publiek onder de aandacht heeft weten te brengen. “Heel bijzonder om als directeur van een museum op deze manier de aandacht te krijgen voor mijn werk. Het straalt gelukkig ook af op het instituut, het Rijksmuseum, en daarmee ook op het land.” Het belang van ons cultureel erfgoed krijgt zo positief de aandacht in de media en dat werd wel eens tijd, vindt Pijbes.
Pijbes werd in 2008 hoofddirecteur van het Rijksmuseum. Hij wist de inmiddels flink uit de hand gelopen verbouwing van het museum vlot te trekken. Ook pakte hij de presentatie van de collectie op eigenzinnige en innovatieve wijze aan: geen potjes en kopjes in de ene zaal en schilderijen in de andere maar een gemengde opstelling van kunst- en cultuurvoorwerpen. Zo moet het museum een chronologisch verhaal vertellen van de Nederlandse geschiedenis en cultuur. Zijn eigenzinnigheid, innoverende aanpak en streven naar hoge kwaliteit leveren hem soms kritiek maar ook veel positieve geluiden op in de media. “In een somber economisch jaar is het vernieuwde Rijksmuseum een geweldige opsteker”, schrijft Elsevier over de keuze voor Pijbes in december 2013. De heropening van het Rijksmuseum brak alle records met in acht maanden tijd al twee miljoen bezoekers, waar dat voorheen twee jaar kostte. Een opzienbarende prestatie, juist in de tijd van economische crisis en bezuinigingen, is het oordeel.
De overheid heeft de aflopen jaren flink gesneden in de budgetten voor de kunst- en cultuursector. Zo kreeg het Rijksmuseum in 2013 zo'n twee miljoen euro minder subsidie. Het ministerie van Onderwijs en Cultuur zet daarentegen stevig in op het stimuleren van techniek en wetenschap in ons land. Met het Techniekpact bijvoorbeeld krijgen vakken als wiskunde, natuurkunde en chemie in het onderwijs de volle aandacht. “Ik heb me altijd verbaasd over de eenzijdige nadruk die gelegd wordt op de bètavakken”, zegt Pijbes. “Die zijn nodig, dat klopt, maar door de nadruk erop te leggen doe je tekort aan datgene waarin een land zich kan onderscheiden. Ingenieurs heb je over de hele wereld, maar creativiteit is veel lastiger te stimuleren. Wat mij opvalt is dat landen waar de creativiteit floreert, dat die het juist goed doen, op de langere termijn vooral.” Nederland laat wat dat betreft een te eenzijdig en kortzichtig beleid zien, vindt Pijbes. “Stel je voor dat iedereen ineens exact gaat kiezen, dan heb je niemand meer over die nog voor vernieuwing zorgt”.
Ondanks de trend van bezuinigingen in het kunst- en cultuurbeleid maakte het ministerie van Onderwijs en Cultuur begin oktober bekend een beursprogramma beschikbaar te maken voor museummedewerkers. Tot en met 2016 stelt minister Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) in totaal 800.000 euro beschikbaar. Museummedewerkers kunnen de subsidie gebruiken voor wetenschappelijk onderzoek. Daarmee wil het ministerie de maatschappelijke rol van de Nederlandse musea behouden en versterken. “Wetenschappelijk onderzoek vormt de bron voor nieuwe verhalen die met de collectie verteld kunnen worden”, schrijft minister Bussemaker in de zogenoemde Museumbrief. “Het zorgt ook voor nieuwe ideeën en inzichten over educatie, de economische impact en de verbindende rol van musea in de samenleving”. Pijbes heeft gemengde gevoelens bij die uitspraken van de minister: “Heel goed dat het geld er komt maar ook een beetje cynisch. Nog geen drie jaar geleden werden allerlei musea, op advies van de Raad van Cultuur, juist gekort op hun wetenschappelijke taak. Waar we naartoe zouden moeten is dat we nu eens gaan nadenken over de lange termijn. Musea gaan niet over jaren, musea gaan over decennia, dat geldt ook voor het onderwijs. Al die plannenmakerij, dat is als je het optelt allemaal vreselijk kortzichtig en kortademig.” Denk in generaties, is zijn advies. “We zitten onszelf helemaal gek te maken met kwartaalcijfers en voorspellingen. Dat interesseert me allemaal geen bal. Het gaat veel meer om de lange termijn.”
Pijbes is voor zijn werk geregeld in het buitenland te vinden. Daar heeft hij kunnen ervaren hoe andere landen en regeringen hun kunst- en cultuurbeleid inrichten. “Nederland schippert tussen het Angelsaksische korte termijnbeleid en het langjarige, meer Duitse model. Voor beide valt wat te zeggen maar wij doen het ene moment dit en het andere dat. Dat is lastig. Ik geloof veel meer in 'consistency', daar gaat het om.” Het historisch besef dat Nederlanders hebben en de waarde die zij hechten aan ons (cultureel) erfgoed hebben zeker te lijden onder het overheidsbeleid, meent hij.
Ligt hier een taak voor de Nederlandse musea weggelegd? “Jazeker, musea zijn bij uitstek plekken waar je feiten, of tenminste historische feiten, kunt staven. In ons land circuleren nogal wat meningen. Door social media en praatprogramma's op tv lijken die meningen met de feiten door elkaar heen te lopen. Ik denk dat het schadelijk is als allerlei meningen als feiten worden opgediend, zonder enige onderbouwing en zonder nagedacht te hebben over wat de impact precies zal zijn. In Nederland zijn we in de ban van de waan van de dag. Kijk bijvoorbeeld naar het Vragenuurtje en al die moties in de Tweede Kamer of de issues waarop de media reageren. Allemaal kortademig. We zijn bezig met brandjes blussen maar het is veel beter om brandjes te voorkomen.”
Het Rijksmuseum heeft verschillende lesprogramma's voor kinderen van de basisschool en middelbare school. Zo leren zij het verhaal van Nederland kennen, waar we vandaan komen, wat ons onderscheidt van andere landen en culturen. Ook is Pijbes mede-initiatiefnemer van een boekenreeks voor kinderen over kunst. Een tweede kinderboek, Het Rijksmuseum ABC, komt eraan; een voorleesboek waarin vrij basale woorden uitgelegd worden aan de hand van details van beroemde schilderijen uit de collectie uit het Rijksmuseum; A is voor Appel, Z is voor Zwaan. Wat kunnen kinderen leren van kunst, waarom is het belangrijk dat kinderen naar het museum komen? “Besef van tijd, gevoel voor schoonheid. Dat is wat wij in het Rijksmuseum proberen te onderwijzen. Daar wordt nu nog onvoldoende over nagedacht.”
Dat besef wil Pijbes graag aan alle Nederlanders overbrengen, van jong tot oud en uit alle lagen van de bevolking. Met de heropening van het Rijksmuseum nam hij als doelstelling dat het een museum voor iedereen moest worden. Iedereen moest zich er op zijn gemak voelen en serieus worden genomen. Geen eenvoudige taak. Kinderen en jongeren zijn misschien wel de lastigste doelgroep voor een museum. “Ik ben daar niet pessimistisch over”, zegt Pijbes. “Bij jonge kinderen hebben we het voordeel dat ze in principe openstaan voor alles wat ze voorgezet krijgen. We maken als museum dan ook bewust gebruik van die openheid en dat werkt. Vanuit het primair onderwijs is de respons groot. Dit jaar hebben al zo'n 100.000 kinderen met hun school het Rijksmuseum bezocht en ik denk dat we een even groot aantal als losse bezoeker hebben weten te bereiken. Ook uit de waardering die we krijgen van docenten en bijvoorbeeld klankbordgroepen blijkt dat we het tamelijk goed doen bij de jeugd”. Zodra de kinderen wat ouder worden, geeft hij toe, wordt dat wel wat moeilijker. “Tja, als ze een jaar of zestien, zeventien zijn, dan is 't even lastiger, dan zijn ze met andere dingen bezig. We richten ons dan ook vooral op de jongere categorie. Het is mijn persoonlijke overtuiging dat je museumeducatie zeker op de basisschool goed moet aanpakken en misschien kun je dan ook nog het begin van de middelbare school meepakken. Als puber verliezen ze even de interesse maar als de basis goed is, komen ze daarna vanzelf weer terug.”
“Mijn advies aan beleidsmakers is: weet wat je wil en koers daarop. Onderwijs en cultuur zijn zaken van de lange adem, dat verander je niet zomaar. Het Rijksmuseum bestaat al meer dan tweehonderd jaar en al die tijd is de museale missie in grote lijnen hetzelfde gebleven. Hou daar dan rekening mee en denk zorgvuldig na voor je er allerlei veranderingen op loslaat. Dat geldt ook voor het onderwijs: de Mammoetwet, hbs, basisvorming en dubbele brugklassen – ik denk dan, maak nu eerst de klassen gewoon kleiner, dan maakt het systeem niet zoveel uit. Het klassieke museum, zoals het Rijksmuseum, neemt een belangrijke taak in, in de maatschappij als geheel en in het onderwijs in het bijzonder. Kunst en cultuur kunnen bindend werken. Helpen een positie te bepalen in de samenleving. Kunnen inspireren. Maar vooral is het museum de plek waar, in ons geval, het verhaal van Nederland verteld wordt. Onze collectie bevat de mooiste verhalen die het land kan vertellen, aan de hand van de mooiste voorwerpen. Als je Nederland wil leren kennen, kun je dat doen door een bezoek aan het Rijksmuseum ”.
© Nationale Onderwijsgids