Passend onderwijs
“Het belangrijkste is dat een kind goed in z'n vel zit”, zegt Ineke van Sijl. “Dan is het noodzaak om goed na te denken over wat kinderen nodig hebben. Vaak wordt gedacht dat kinderen een leerkracht nodig hebben maar dat is helemaal niet waar. Kinderen hebben volwassenen nodig die hen verder helpen in hun ontwikkeling. Vaak is dat een leerkracht maar dat hoeft niet altijd.”
Wanneer besturen en leerkkrachtenteams worstelen met de omschakeling naar een nieuwe situatie of met de handen in het haar zitten over de gang van zaken op school, kunnen zij de hulp inroepen van een onderwijsadviseur van KPC Groep. De adviseurs van KPC Groep houden zich dagelijks bezig met vernieuwing en verbetering van onderwijs. Zij geven niet alleen advies aan specifieke besturen en scholen maar ontwikkelen ook vanuit partnerships innovatieve concepten voor het anders organiseren van onderwijs. Zoals voor het primair onderwijs
Slim Fit en
Team Onderwijs op Maat (TOM), het project waarmee Ineke van Sijl haar nieuwe carrière is ingerold.
“Passend onderwijs moet,” zegt Van Sijl stellig, “maar veel scholen weten niet goed hoe je dat moet doen. Zonder flexibele organisatie kom je er niet.” In traditioneel onderwijs wordt veelal één-dimensionaal lesgegeven: een eenheid van een x aantal kinderen krijgt één les van één leerkracht in één lokaal. 'Onderwijs anders organiseren' gooit dit idee op de kop. “Het is een andere manier van kijken en organiseren. De behoeften en de (cognitieve) verschillen van de kinderen staan centraal, die moeten terugkomen in de organisatie van het onderwijs. Dit doen we door meer mensen verantwoordelijk te maken voor een grotere groep kinderen. Kinderen hebben goede instructie nodig en mensen die hen echt kennen en zien. Die mensen moeten de kinderen in hun ontwikkeling begeleiden, hen helpen te verwerken wat ze geleerd hebben. Door gesprekken met ze te voeren en hun prestaties in de gaten te houden bijvoorbeeld.
Bij 'Onderwijs anders organiseren' wordt meer in rollen gedacht: de instructeur, de begeleider, de observator, degene die gesprekken met de kinderen voert en degene die de leeromgeving inricht. Die rollen kunnen door dezelfde persoon maar ook door verschillende mensen vervuld worden. Het is absoluut waardevol als kinderen met meer specialisten in aanraking komen”, vindt Van Sijl. Het is overigens een misvatting dat 'Onderwijs anders organiseren' geen structuur kent. “Nee, het kent juist een veel strakkere en gelaagdere structuur. We maken een hele strakke dagindeling met regels en afspraken die in doorgaande lijn door de hele school verankerd zijn. Binnen die structuur is vervolgens weer ruimte voor flexibiliteit. Dat is een andere structuur dan een vaste tafel en stoel en alle schriftjes op een stapel in de kast.”
Niet afdwingen, maar uitdagen
De ontwikkeling gaat hard. Juist besturen en scholen in krimpregio's schakelen vaak de hulp in van KPC Groep. Het teruglopende leerlingaantal is volgens Van Sijl niet zozeer het probleem maar het drukt het bestuur en personeel wel met de neus op de feiten. Het traditionele systeem past niet meer in deze tijd. “Laatst ben ik op een klein schooltje geweest in Friesland. Er zaten minder dan 90 kinderen op die school dus het bestuur had combinatieklassen gemaakt. Groep vier, vijf en zes in één klas, dat werkt dus niet. Iedereen komt tekort. Het denken in leseenheden moet overboord. In plaats daarvan adviseren we uit te gaan van korte doelgerichte instructies waarmee kinderen zelf aan de slag gaan, iemand die af en toe langs loopt om te begeleiden is dan voldoende.”
Van Sijl pleit ervoor hoge eisen te stellen aan kinderen: “Hele hoge eisen, de lat moet hoog liggen. Niet door af te dwingen, maar door uit te dagen. Veel te vaak blijkt namelijk dat kinderen zich eigenlijk maar vervelen op school. Wanneer we op een school weektaken invoeren – waarbij kinderen zelf hun tijd kunnen indelen – zijn leerkrachten vaak verbaasd dat kinderen al op dinsdag klaar zijn met hun werk voor de hele week. Dan blijkt dus dat kinderen te weinig uitdaging kregen in het oude systeem. Of ze doen iets wat ze al kunnen.” Van Sijl is daarom ook voorstander van het vooruit toetsen in plaats van achteraf bij die kinderen die altijd weinig fouten maken. “Die toets bespreek je dan met de kinderen en dan zien ze zelf waar ze zich op moeten concentreren. Op die manier zouden voor hoogbegaafde kinderen zelfs geen aparte scholen, zoals het relatief dure Leonardo-onderwijs, gecreëerd te hoeven worden, die kinderen coachen zichzelf. Voor deze groep moet er in het Nederlandse onderwijs nog veel veranderen.”
Uitdaging kunnen scholen bieden door een “ rijke leeromgeving” te scheppen. Dus geen school vol tafels, stoelen, schriften en pennen maar een school met specifiek ingerichte plekken waar kinderen iets kunnen leren, iets ontdekken of onderzoeken maar ook waar ze rustig kunnen lezen of sommen maken. Van Sijl: “Kinderen kun je leren veel meer zelf te doen en zelf de keuze te maken waar ze gaan werken. Ze krijgen een korte instructie maar daarna kiezen ze zelf hoe ze die instructies verwerken. De tijd is anders. Kinderen van nu krijgen later geen baan voor het leven met uitzicht op een pensioen. Ze moeten veel meer initiatieven tonen en in netwerken optreden. We moeten kinderen zo toerusten dat ze in staat zijn hun eigen beslissingen te maken.”
Oog voor talent
Van Sijl hoopt dat in de toekomst het onderwijs in Nederland veel flexibeler georganiseerd gaat worden met oog voor wat kinderen nodig hebben. Ook voor talent moet het Nederlandse onderwijs meer aandacht krijgen. “De samenleving schreeuwt om technisch personeel maar als wij technisch getalenteerde kinderen alleen maar vermoeien met taal en rekenen uit een boekje dan verliezen we ze. In onze maatschappij wordt veel te negatief gedacht over ambachtelijke en technische beroepen. Ouders moeten het belang gaan inzien van een degelijke VMBO-opleiding wanneer hun kind goed is in techniek, in plaats van maar amechtig de HAVO te willen.”
Van Sijl snapt die drang naar het hoogst mogelijke niet zo goed: “Zestig procent van onze kinderen heeft VMBO-niveau of lager. Dat is niet anders en het wordt ook niet anders. Het kan toch niet zo zijn dat met al die kinderen iets mis is? Maar zoals de samenleving reageert, lijkt dat soms wel zo.” Het begint al op jonge leeftijd. Tegenwoordig moeten kleuters van vijf jaar al zestien letters kennen uit het alfabet. “Daar maak ik me grote zorgen om. Sommige kinderen moeten langer de tijd krijgen. Ze doen ontzettend hun best omdat ze houden van de juf maar je ziet dat ze daar nog niet aan toe zijn. Dat ze nog eigenlijk met blokken moeten spelen of in de zandbak. Ja, ik ben voor het stellen van hele hoge eisen aan kinderen maar de weg ernaartoe moet veel rijker zijn, meer het jonge kind eigen. Maatwerk, daarin ligt onze kracht.”
© Nationale Onderwijsgids