Opvoeding gaat om zoveel meer dan alleen maar gedragsregulering en risicobeperking. Dat is de centrale boodschap die de Utrechtse pedagoog Micha de Winter probeert over te brengen. Zo ook op dinsdag 25 september, toen de Winter een lezing hield tijdens de achtste editie van het Nationaal VMBO Congres in Bunnik. De Nationale Onderwijsgids deed verslag van dit congres en interviewde De Winter vlak na zijn goed ontvangen toespraak.
Volgens De Winter zijn de sociale netwerken rond kinderen cruciaal voor hun ontwikkeling. Onderwijsopbrengsten zouden verbeterd kunnen worden als de zogenaamde civil society, de sociale omgeving rond het gezin van het kind, zich actiever bezig houdt met de opvoeding. Het moet (weer) vanzelfsprekend worden dat mensen zich het wel en wee van elkaars kinderen aantrekken, zo betoogt De Winter in zijn vorig jaar verschenen boek 'Verbeter de wereld, begin bij de opvoeding: van achter de voordeur naar democratie en verbinding'.
Volwassenen moeten leren aan kinderen wat het betekent om deel uit te maken van een democratische samenleving, waar verschillende ideeën en denkbeelden niet hoeven te leiden tot conflicten. Iedereen heeft recht op zijn eigen unieke identiteit en zou de ander datzelfde recht moeten gunnen. Ouders en de civil society rond het gezin zouden het kind een alternatief moeten tonen voor wij-zij-denken. Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond een dergelijke omgeving voor kinderen leidt tot betere onderwijsresultaten.
Educatieve partnerschap
Maar hoe verander je een samenleving? Hoe creëer je die civil society die als voorbeeld kan dienen en sturend kan werken bij de opvoeding van kinderen? “We zouden kunnen beginnen bij onderwijs”, zegt De Winter. “In de school moeten we beseffen dat ouders partners zijn. Dat woord wordt nu al veel gebruikt, maar dat partnerschap stelt nog niet zo heel veel voor momenteel”.
“Ouders verwijten scholen vaak dat het bolwerken zijn waar je als ouder helemaal geen gehoor vindt, tenzij er heel ernstige problemen zijn. Scholen op hun beurt menen dat ouders alleen maar in het belang van hun eigen kind geïnteresseerd zijn. Dat betekent dat je veel meer in dat educatieve partnerschap moet gaan investeren, dat er veel intensievere contacten met ouders moeten komen”.
De Winter vervolgt: “Je moet ouders ook direct vanaf het begin laten weten dat zonder hun betrokkenheid het een stuk minder zal gaan met hun kind. Heel veel ouders weten dat niet, die brengen hun kind gewoon naar school. Maar de motivatie van het kind komt voor een deel bij de ouders vandaan, uit de samenwerking tussen school en ouders, dus die kanalen horen open te zijn”.
Rekenen en taal
Ook de hernieuwde focus op rekenen en taal, op cognitie, die door demissionair minister Marja van Bijsterveldt van Onderwijs werd doorgevoerd, kan niet direct op veel enthousiasme rekenen van De Winter. “Die nadruk op rekenen en taal is een soort conjunctuurdenken. Het gaat om de kenniseconomie, concurrentie met China, terug naar de basis, maar het is helemaal niet de basis”.
“Ik zeg niet dat het onbelangrijk is, rekenen en taal zijn heel belangrijk, maar vorming van identiteit, 'wie ben ik? ', 'wat wil ik in mijn leven?', motivatie, dat is allemaal minstens even belangrijk. Dat behoort ook tot de basics. Dat aspect is onder het ministerschap van Van Bijsterveldt niet genoeg naar voren gekomen”, aldus De Winter, die in zijn key note speech in Bunnik aangaf wel door Van Bijsterveldt te zijn uitgenodigd voor een borrel. Daar werd alleen melk en karnemelk geserveerd.
© Nationale Onderwijsgids / Arend Jan Wonink