Ben je leraar, zorgmedewerker of politieagent? Dan krijg je in verschillende gemeenten voorrang op een huurwoning. Deze regeling moet voorkomen dat mensen met cruciale beroepen de gemeente verlaten. Want werk is er voor hen (veel) meer dan genoeg, woningen niet. Joost van der Brugge vond op deze manier een woning in Amsterdam en deelt zijn ervaring. Ook spreken we Jaap Draaisma (HvA), die de positie van sleutelberoepen op de Amsterdamse woningmarkt onderzoekt. “Het wringt en schuurt aan alle kanten.”
Toen de relatie van Joost van der Brugge (31) in 2020 uitging, moest hij op zoek naar nieuwe woonruimte. Hij is leraar van groep 6 op de Dr. E. Boekmanschool in Amsterdam. Niet de makkelijkste stad om snel een betaalbare woning te vinden. Bovendien had Joost inmiddels wel een paar eisen. “Ik wilde eigenlijk niet meer met huisgenoten wonen”, zegt hij lachend. “Op een gegeven moment bereik je een leeftijd dat je toch een plekje voor jezelf wilt.”
Van plek naar plek
Twee maanden hopte hij van plek naar plek – in het weekend bij zijn ouders, doordeweeks bij vrienden in Amsterdam. “Dat was best vermoeiend. Tegelijkertijd was ik blij dat ik die optie in ieder geval had.” Even heeft hij nog gekeken naar koopwoningen in Haarlem, maar al snel moest hij concluderen dat dit in zijn eentje niet haalbaar was. Toch maar op zoek naar een huurwoning in Amsterdam.
Via een vriendin kon hij terecht in een studio, daarna huurde hij een ander appartement. Maar telkens met een tijdelijk contract. “Ik wist dat er in Amsterdam een regeling bestond voor cruciale beroepen, waarmee je voorrang kunt krijgen op een huurwoning”, vertelt hij. “Maar ik wist ook dat ik daar nog niet meteen in aanmerking voor kwam, omdat ik er zelf voor had gekozen mijn huis uit te gaan en ik minimaal een jaar in een niet-zelfstandige woning moest wonen.”
Wanneer in aanmerking?
Andere voorwaarden om voor de regeling in aanmerking te komen: je werkt in loondienst in Amsterdam met een contract van minimaal 28 uur per week, en je hebt één van de volgende woonsituaties: je hebt geen zelfstandige woonruimte (met eigen voordeur, keuken, wc en badkamer). Je tijdelijk huurcontract loopt af en je moet binnen één jaar je woonruimte verlaten. Of je hebt het afgelopen jaar geen zelfstandige woonruimte gehad binnen een straal van 20 km van je werk. De regeling geldt voor drie categorieën: een jongerenwoning, sociale huurwoning of middeldure huurwoning (tussen 808,06 en 1.131,28 euro per maand). Daarnaast gelden er nog inkomensgrenzen.
Twee bezichtigingen
Joost meldde zich na een jaar, in juni 2021, aan voor de voorrangsregeling. Hij had geen zelfstandige woning en zijn contract liep af. Een maand later hoorde hij dat hij op de lijst stond voor een middeldure huurwoning. Dat ging wel gepaard met onzekerheid. “Niemand kon me iets zeggen over een wachttijd. Is dat drie maanden? Zes? Een jaar? De gemeente kon niet helpen en een woningbouwvereniging mocht ook geen verdere informatie geven.”
In november kreeg hij – “blij verrast” – een mailtje dat hij twee woningen mocht bezichtigen. “De eerste was meteen perfect. Net buiten de ring, niet mega groot, maar precies wat ik nodig had.” De dag erna liet hij weten geïnteresseerd te zijn, waarna hij allerlei documenten moest aanleveren. “Ik had geen idee of er nog andere geïnteresseerden waren. En wat er zou gebeuren als ik toch nee zou zeggen. Had ik dan mijn kans verspeeld? Iets meer duidelijkheid was wel fijn geweest.”
Al snel bleek dat Joost de gelukkige was. Naast hem was er nog één geïnteresseerde geweest. “Waarschijnlijk had ik de beste papieren, ik weet het niet. Maar het is heerlijk om nu voor onbepaalde tijd ergens te wonen.”
Cijfers voorrangsregeling
Net als Joost hebben inmiddels meer leraren – en zorgmedewerkers en politieagenten – een betaalbare huurwoning in Amsterdam gevonden. Sociaal geograaf Jaap Draaisma is gast-onderzoeker bij het lectoraat Grootstedelijke Vraagstukken van de Hogeschool van Amsterdam (HvA). Eén van de onderzoeken waar hij aan werkt, is ‘Wie kan er nog wonen en werken in de stad’ van het nieuwe Kenniscentrum Kansenongelijkheid. Daarvoor doet hij samen met collega’s van de HvA, UvA en gemeente Amsterdam onderzoek naar de positie van sleutelberoepen, zoals leraren, op de woningmarkt.
Jaap pakt de cijfers van de voorrangsregeling er even bij. Over 2022 zijn nog geen actuele cijfers bekend, zegt hij. “In 2018 is de pilot gestart, en in 2020 werd de regeling structureel ingevoerd in de stad, als onderdeel van het noodplan lerarentekort. In dat jaar hebben 1.000 mensen zich aangemeld, waarvan 240 leerkrachten. Van die 1.000 hebben 140 mensen met succes een woning gevonden. Van de 706 aanmeldingen in 2021 kwamen er 531 uit de zorg en 175 uit het onderwijs. 217 mensen hebben inmiddels woonruimte. Zo’n 80 procent in de sociale huur, en 20 procent middelhuur. 291 mensen kwamen terecht op een wachtlijst.”
Vooral sociale huur en zorgsector
Opvallend is dat de gemeente Amsterdam ervan uitging dat de vraag naar sociale huurwoningen en middeldure huur ongeveer gelijk zou zijn. In de praktijk blijkt: voor de sociale huurwoningen is meer animo.
Jaap: “Het gaat vaak om startende leraren, die hebben nog niet zo’n hoog inkomen. Bovendien werken ze lang niet altijd fulltime en hebben ze niet altijd een partner die meetelt qua inkomen. Dat geldt overigens voor alle grote steden in de Randstad: ook Rotterdam, Den Haag en Utrecht. Daarbuiten kunnen mensen met een lager inkomen wat makkelijker terecht in de huursector, omdat de huren lager zijn. Net als de prijs van koopwoningen.”
Wat verder opvalt aan de cijfers: de meeste woningen gaan naar zorgpersoneel. Waarom dat precies is, weet Jaap niet. “Misschien is de regeling bekender onder zorgpersoneel.” De gemeente heeft besloten het aanbod vanaf dit jaar te verdelen naar omvang van de sector: 22 procent gaat naar de politie, 34 procent naar onderwijs en 44 procent naar de zorg. Hiervoor gold: wie het eerst komt, wie het eerst maalt.
Binnen de onderwijsgroep krijgen leraren voorrang die werken op scholen waar gemiddeld veel leerlingen met een onderwijsachterstand zitten. Deze groep als geheel krijgt weer voorrang op middelbare schoolleraren. Corporaties in Amsterdam hebben afgesproken jaarlijks zo’n 50 tot 100 sociale huurwoningen beschikbaar te stellen. Hetzelfde aantal geldt voor middeldure huurwoningen.
Ook andere beroepsgroepen cruciaal
Is Jaap tevreden over de cijfers? “Dat vind ik lastig te zeggen. Het huizenaanbod blijft beperkt. In totaal komen er elk jaar 8.000 woningen voor reguliere huur ter beschikking. De helft daarvan gaat al naar mensen die urgent woonruimte nodig hebben, bijvoorbeeld mantelzorgers of vrouwen uit een blijf-van-mijn-lijfhuis. Dan blijven er 4.000 over. Daar zitten ook woningen bij voor senioren, of voor mensen die al vijftien jaar op een wachtlijst staan.”
De sociaal geograaf ziet de voorrangsregeling nadrukkelijk als noodoplossing. “Het wringt en schuurt aan alle kanten. Want je kunt je ook afvragen of niet meer beroepsgroepen cruciaal zijn. We kunnen ook niet zonder brandweer of schoonmaak. En ook de energietransitie schreeuwt om mensen, net als de bouw.” Om die reden aarzelt de gemeente Amsterdam ook om meer woningen toe te wijzen aan leraren, zorgpersoneel en politie.
Heftige concurrentie
Jaap ziet het aanbod niet snel groter worden. Wel zal de regeling blijven bestaan, verwacht hij. “Het heeft ook een belangrijke symbolische functie. De gemeente laat ermee zien dat deze beroepen essentieel zijn voor de stad. Voor de sociale rechtvaardigheid, de kansengelijkheid en ontwikkeling van kinderen. Een stad kan niet zonder leraren.”
“De concurrentie op de woningmarkt is zo heftig”, stelt Jaap. “De prijzen zijn geëxplodeerd. Vooral mensen met lagere en middeninkomens maken weinig kans.” Uit zijn onderzoek weet Jaap dat de meeste mensen op hun 27e Amsterdam weer verlaten. Bijna 10 procent gaat zelfs weer bij ouders wonen. “Dat is schrijnend, want met de jeugd vertrekt ook de ziel uit de stad.”
Duurzamere oplossing nodig
Momenteel onderzoekt hij met zijn collega’s in hoeverre de woningmarkt er de afgelopen tien jaar voor heeft gezorgd dat leraren buiten Amsterdam zijn gaan wonen én werken. Of misschien zelfs het onderwijs verlaten. Het onderzoek is naar verwachting eind 2023 klaar. “Uit eerdere onderzoeken weten we dat woonruimte altijd in de top-3 staat van redenen om het onderwijs te verlaten, maar nooit op 1. Salaris speelt ook een grote rol, net als doorgroeimogelijkheden.”
Hij hoopt dat er in de toekomst een duurzamere oplossing komt. Zo pleit hij er – net als minister Hugo de Jonge van Volkshuisvesting – voor dat een groter deel van de woningen gereguleerd wordt. Dat het puntensysteem rechtvaardiger wordt en de koppeling aan de koopprijzen losgelaten wordt. “Daar wordt over gesproken, maar de voorstellen vind ik nog erg beperkt.”
Heeft Joost nog overwogen de stad te verlaten? “Nee”, zegt hij beslist. “Mijn netwerk is ondertussen best groot. Ik woon al tien jaar in Amsterdam, dus anders zou het uiteindelijk ook wel gelukt zijn om iets te vinden. Maar de regeling heeft het proces zeker versneld.”
Door: Nationale Onderwijsgids / Bente Schreurs