Logo_onderwijsraad

De Onderwijsraad viert dit jaar zijn honderdjarige bestaan. De afgelopen eeuw heeft de raad de regering en de Kamers bijgestaan met adviezen over het onderwijsbeleid en de wetgeving met betrekking tot het onderwijs. Hoe gaat het adviesorgaan hierbij te werk, welke invloed heeft de raad, hoe is zijn rol in de loop der jaren veranderd en hoe ziet de raad de toekomst?

Twee jaar na het einde van de langdurige schoolstrijd, een ideologisch conflict over de vormgeving van het onderwijsbestel, werd in Nederland de Onderwijsraad opgericht. De schoolstrijd, die meer dan eeuw voortduurde, was uitgemond in een onderwijsstelsel waarbij officieel onderscheid werd gemaakt tussen openbare en bijzondere scholen. De openbare scholen vielen onder de verantwoordelijkheid van het openbaar bestuur (gemeenten en rijk), terwijl schoolbesturen bestaande uit ouders verantwoordelijk waren voor bijzondere scholen. Desondanks werden beide soorten scholen in financiële zin gelijkgesteld: bijzondere scholen maken net als openbare scholen in gelijke mate aanspraak op overheidssubsidie. Door deze financiële gelijkstelling kon de overheid meer eisen gaan stellen aan het bijzonder onderwijs.

“Er was een adviescollege nodig om het compromis met betrekking tot beide schooltypen te bewaken en de uitwerking daarvan verder vorm te geven. Daarnaast had de onenigheid over de financiering het onderwijsbeleid zo lamgelegd dat er een adviesorgaan nodig was dat vanuit deskundigheid mee zou kunnen denken over de vernieuwing van het onderwijs”, vertelt Raymond Kubben over het ontstaan van de Onderwijsraad. Kubben is raadsadviseur bij de Onderwijsraad en in die hoedanigheid projectleider voor de 100-jaarviering.

School, wetenschap en overheid

Het ministerie van onderwijs ontstond een jaar voor de Onderwijsraad. “Het idee achter de raad was om naast het ministerie een college van deskundigen van allerlei achtergronden te hebben die mee zouden praten over het onderwijsbeleid”, legt de raadsadviseur uit. Het onderwijsbeleid als geheel is natuurlijk vrij breed, dus worden de onderwerpen waarover de Onderwijsraad een advies uitbrengt  jaarlijks vastgesteld in overleg met het ministerie van onderwijs, cultuur en wetenschap.

“Het begint met gesprekken over het werkprogramma van de raad. Daarover wordt overlegd met de Kamer, de vaste Kamercommissies, met het ministerie en daar heeft de raad zelf gedachten bij. Op basis van deze gesprekken wordt het werkprogramma vastgesteld en gaat de raad aan slag”, vertelt Kubben. De raad als geheel oriënteert zich dan op de thema’s en vervolgens worden commissies van raadsleden aangesteld en projectteams van raadsadviseurs gevormd die elk een ander thema uit het werkprogramma inhoudelijk helemaal gaan doordenken en uitwerken. “We onderzoeken het thema vanuit verschillende hoeken: welke literatuur is er, wat is er aan onderzoek, wat leeft er in het onderwijsveld, wat is er al aan het beleid gedaan en hoe staat het er nu voor? Steeds houden we die driehoek van school, wetenschap en overheid voor ogen en proberen we perspectieven daaruit op te halen.” Op basis daarvan formuleert de Onderwijsraad een advies en brengt deze uit in de vorm van een rapport.

Onafhankelijk het debat aanslingeren

De Onderwijsraad geeft heel veel verschillende typen adviezen. Het effect dat het advies van de raad heeft varieert dus nogal, niet alleen per type advies maar ook per thema. “Ik denk dat alle adviezen wel enige invloed hebben. Het kan verschillen tussen een heel concrete beleidsmaatregel, iets op de agenda weten te krijgen of het politieke debat over een bepaald thema bij kunnen sturen,” stelt Kubben. Hij merkt dat het recente advies van de raad over de loopbanen van leraren (Ruim baan voor leraren, 2018), een dossier dat volgens de raadsadviseur aardig vastzat, een slinger is geweest om de discussie over het onderwerp los te krijgen. “Je ziet dat het ministerie en de lerarenopleidingen op dit moment heel erg met het thema bezig zijn.” Kubben benadrukt graag dat onafhankelijkheid voor de raad altijd voorop staat, om welk soort advies of thema het ook gaat. “De Nederlandse Onderwijsraad is heel duidelijk een deskundigenraad bestaande uit mensen die op persoonlijke titel worden benoemd omdat ze als wetenschapper, leraar of bestuurder in het onderwijs veel van het onderwerp afweten, en niet omdat ze een bepaalde belangengroep vertegenwoordigen.”

Veranderende rol

Hoewel het streven naar een onafhankelijke positie als een rode draad door het werk van de Onderwijsraad loopt, is de rol van de raad in de loop van de afgelopen eeuw erg veranderd. “De eerste zestig jaar was de raad een instituut dat overal over mee adviseerde, ook over hele kleine onderwerpen,  echt de details. Bij zo ongeveer elk besluit dat de minister nam, moest de Onderwijsraad om advies gevraagd worden. De raad was na 1920 zelfs lange tijd verantwoordelijk voor geschillenbeslechting bij onenigheid tussen scholen en de onderwijsinspectie”, vertelt de raadsadviseur.

Sinds de jaren tachtig nemen de adviezen van de raad in aantal af, maar in omvang toe. “Je ziet dat de raad zich steeds meer is gaan concentreren op de hoofdlijnen van het onderwijsbeleid. Er worden grotere thema’s opgepakt en deze worden goed uitgewerkt”, licht Kubben toe. Deze veranderende rol zie je niet alleen terug in de omvang van de productie, maar ook in de omvang van de raad. “De eerste decennia waren er voor de verschillende onderwijssectoren aparte afdelingen, waardoor de raad op het toppunt in totaal zo’n 86 leden had. Nu is het één raad met tien leden.”

De toekomst

Op het moment is de Onderwijsraad bezig met een verkenning over de vrijheid van onderwijs en adviezen over leesbevordering, de onderwijsondersteuning en het passend onderwijs. “Later dit jaar gaan we ook aan de slag met de positie van schoolbesturen en de vraag hoe om te gaan met de verschillen tussen jongens en meisjes in het onderwijs”, vertelt de raadsadviseur. Volgens Kubben treedt de Onderwijsraad steeds meer naar buiten en zal deze trend zich in de toekomst doorzetten. “De raad zal nog meer met ouders, leerlingen en studenten in gesprek gaan. Je moet je als adviesorgaan heel goed weten te positioneren tussen het onderwijsveld, overheid en wetenschap. Daar zit je meerwaarde. Die moet je altijd naar voren blijven halen zodat je altijd adviezen geeft die wetenschappelijk onderbouwd zijn, aansluiten bij wat er in de onderwijspraktijk leeft en ook aansluiten bij wat er binnen de politiek en de overheid op de agenda staat.” De raadsadviseur stelt dan ook dat het gesprek aangaan met alle verschillende betrokken partijen de enige manier is om van betekenis te zijn en te blijven.

© Nationale Onderwijsgids / Anne Floor Lanting