Judith Stolwijk stond enkele jaren geleden verbaasd naar haar leerlingen uit groep 7 te kijken toen ze in de gymzaal enkele uitdagende situaties had klaargezet. In plaats van dat de kinderen gingen klimmen, springen en ontdekken, deden zij helemaal niets. Stolwijk begreep er niets van en begon aan zichzelf te twijfelen. Heeft ze nog wel de juiste lesstof? Past ze nog wel bij deze doelgroep?
Pas toen de groepsleerkracht het gesprek aanging met haar leerlingen, kreeg ze de antwoorden waarnaar ze zocht. “De kinderen zeiden dat ze niet wisten wat ze moesten doen”, vertelt Stolwijk. “Als zij dat niet weten, betekent dat dat ze niet voldoende geleerd hebben wat ze moeten doen en niet vaak genoeg in aanraking zijn gekomen met risicovolle beweegsituaties. Toen ben ik verder gaan zoeken. Laten vakleerkrachten wel alles toe? Of zit bij hen ook angst?”
Probleem van volwassenen
Stolwijk besloot verder in te zoomen op de risico-angst bij pedagogische professionals. Dat leidde ertoe dat ze vorig jaar haar masterstudie Physical Education and Sport Pedagogy aan de Hogeschool Windesheim in Zwolle afrondde met een scriptie over dit onderwerp. Haar conclusies logen er niet om.
Ze constateerde onder meer dat het probleem van kinderen die risico’s uit de weg gaan begint bij de volwassenen: ouders en leerkrachten. Die laten te weinig toe, zag Stolwijk, waardoor kinderen hun grenzen niet leren kennen. “Als de volwassene angst heeft, dan slaat het over op het kind. Kinderen worden te veel beschermd door volwassenen. Ze zien vaak de negatieve kant van risico’s en niet de waarde ervan.”
Er mag steeds minder
Vijftig jaar geleden was van dit probleem nog totaal geen sprake, beargumenteert de vakleerkracht. “Vroeger had je een gezin met tien à twaalf kinderen, dan was je als ouder blij als je ze ’s avonds allemaal weer aan tafel had. Nu worden kinderen in veel kleinere gezinnen constant gezien door hun ouders en dat doet wat met ze. We hebben niet meer in de gaten wat voor schade opgroeien in een beschermde omgeving aanricht. Een ander verschil met vroeger is dat van (lokale) overheden steeds minder mag. Braakliggend terrein was tientallen jaren geleden de mooiste speeltuin die je kon bedenken, tegenwoordig wordt dat afgezet. Een boom van 2 meter hoog wordt gekapt uit angst voor ongelukken en de daaropvolgende aansprakelijkheid.”
Ook bij onderwijsprofessionals is een bepaalde mate van angst aanwezig. Stolwijk: “Een van de oorzaken hiervan is, zoals ik het noem, de claimcultuur. Ouders vinden vaak iets van wat de docent doet in de les. Er heerst een soort aanwijsmentaliteit. Er moet een schuldige gevonden worden voor een ongeluk. Ook de verzekeringswereld en de samenhangende afhandeling van ongelukken kunnen een rol spelen. De aansprakelijkheidsvraag kan heel langdurig en intensief zijn. ”
Het gevaar van geen risico's nemen
Juist als de leerkrachten risicovolle beweegactiviteiten niet aanbieden, kunnen de gevolgen groot zijn. Uit eerder onderzoek bleek dat de (mentale) veerkracht van kinderen daalt als zij nooit de grenzen opzoeken, omdat ze daar bewust of onbewust vandaan worden gehouden. Het ontnemen van de kans om risico’s aan te gaan leidt uiteindelijk tot volwassenen die niet om kunnen gaan met alledaagse risicovolle situaties. Als hier in de nabije toekomst geen aandacht aan wordt besteed, komt volgens Stolwijk de ontwikkeling van een gezond risicocompetentie in gevaar. Kinderen profiteren juist van ervaringen die onzekerheid en uitdaging bevatten. Zij leren hun omgeving te beheersen en ontwikkelen gevoelens van autonomie, competentie en verbondenheid.
Laat kinderen grenzen verkennen door vertrouwen
Bewustwording van eigen risico-angst bij de professional is een voorwaarde om de ontwikkeling van kinderen niet in de weg te staan, weet Stolwijk. Wanneer de professional hiermee om leert gaan, zal dit ook zijn effect hebben op het kind. Er moet in haar ogen misschien wel gezocht worden naar bewust gemanipuleerde situaties om kinderen de grenzen van hun mogelijkheden te leren. Ze hoopt dat op den duur het schoolplein zo wordt ingericht, dat leerlingen niet alleen in de gymzaal risico’s nemen, maar ook daarbuiten.
Stolwijk, die over dit onderwerp door het land workshops geeft aan diverse organisaties, legt uit dat de band tussen leerling en leerkracht enorm belangrijk is. “Het vertrouwen tussen beiden is de basis voor de verkenning van grenzen. De kracht van de docent is dat hij of zij verbinding kan maken met het kind. Als de leraar tegen een kind zegt: ‘Zou jij dit ook willen kunnen? Dan gaan we samen op zoek naar wat jij nodig hebt om dit te kunnen’. En zo probeer je duidelijk te maken dat iedereen op een ander niveau begint en dat iedereen zijn of haar grenzen kan verleggen.”
'Ik doe dingen waarvan ik dacht dat ik ze nooit zou kunnen'
Tot slot is het stellen van vragen van belang om uit te zoeken of kinderen een (volgende) uitdaging aan willen gaan. “Bijvoorbeeld door te vragen wat zij de volgende keer anders zouden doen om een bepaalde situatie nog moeilijker te maken. Bij de één zal dat de hoogte zijn, bij de ander snelheid. Per kind is dat verschillend.”
Stolwijk ziet dat haar manier van werken zijn vruchten afwerpt. “Kinderen zeggen wel eens dat ze bij mij dingen doen waarvan ze niet hadden kunnen denken dat ze ertoe in staat waren. Ik ben van mening dat dit het grootste compliment is dat je als leerkracht kunt krijgen. Een kind kan heel erg tegen een beweegsituatie aanhikken en er zelfs emotioneel door worden. Maar wanneer het wel lukt is dat een overwinning voor hen. Het ontwikkelt de risicocompetentie en dat maakt ze waarschijnlijk mentaal een stuk sterker.”
© Nationale Onderewijsgids