Nieuwe afspraken tussen het kabinet en de mbo-sector moeten het mbo nog sterker maken dan die al is. Lef en vertrouwen zijn nodig om de plannen te laten slagen, zegt MBO Raad-voorzitter Ton Heerts. Tegelijkertijd wordt de sector de komende jaren enorm uitgedaagd: de studentenaantallen krimpen, digitalisering en technologisering stellen continue nieuwe eisen aan scholen en de krapte op de arbeidsmarkt wordt alsmaar groter.
De plannen, opgeschreven in het bestuursakkoord, moeten scholen de komende vier jaar onder meer de ruimte bieden zich specifieker te richten op jongeren in kwetsbare posities, bijvoorbeeld door intensiever samen te werken met het vmbo en het praktijkonderwijs. Ook komen er meer mogelijkheden om het zogeheten ‘leven lang ontwikkelen’ te stimuleren, dat ervoor moet zorgen dat toekomstige werknemers tot hun AOW-leeftijd productief en gezond kunnen werken. “Er is lef en vertrouwen nodig om dit akkoord te laten slagen”, zegt Ton Heerts namens de MBO Raad. “Onder meer via het leven lang ontwikkelen, presenteren wij ons duidelijk als regionale partner.”
De uitgangspositie voor het uitvoeren van de plannen is goed. Het Nederlandse mbo behoort tot de best presterende stelsels van de wereld, zo concludeerde OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling). Wat maakt het mbo in Nederland zo goed?
Heerts: “Op dit moment heeft minder dan een half procent van de mbo-gediplomeerden een uitkering. Dat is een duidelijk signaal: het mbo-diploma is relevant voor de arbeidsmarkt. Inmiddels is de krapte op de arbeidsmarkt zo nijpend, dat sommige bedrijven tot 18.000 euro van de studieschuld willen betalen als de student er komt werken. Dit is pas het begin, denk ik. Jongeren zijn zo gewild dat bedrijven hun lening willen afbetalen. Dat zegt wel iets over de krapte de arbeidsmarkt.”
VROEGPLUK IN HET MBO
Bedrijven plukken jongeren dus al vroeg weg, soms zelfs als ze nog niet eens een diploma hebben. Wat vindt u van deze ontwikkeling?
“Jongeren die met een mbo-diploma de arbeidsmarkt opgaan, gaan later toch wel upgraden, bijvoorbeeld door cursussen te volgen. Als bedrijven jongeren van het vmbo halen, dan zijn we gek. Dan doen we aan desinvestering. Jongeren in het initiële onderwijs moeten met een goed mbo-diploma, als het even kan niveau twee of drie, de arbeidsmarkt op. Niveau twee is als startkwalificatie prima, maar we moeten wel eerlijk zijn. Met alleen een diploma op niveau 2 is de kans dat je duurzaam in dat beroep door kunt gaan gering. Je zult dan wel moeten accepteren dat je moet blijven leren.”
U schreef daarnaast in een column in Trouw dat jongeren via burgerschap-onderwijs vaardigheden leren die belangrijk zijn om succesvol te kunnen bijdragen aan onze samenleving.
“Klopt. Veel jongeren weten wel iets over Rutte, Wilders of Baudet. Maar dat is niet genoeg, ook het systeem erachter is belangrijk. Ik vind dat burgemeesters structureel burgerschapslessen moeten gaan geven in het mbo. Ik ga er vanuit dat alle burgemeesters dat willen. Burgerschap is een vaardigheid die jongeren op de been moet houden. Het gaat namelijk niet alleen om vakvaardigheden. Werkgevers kijken veel meer naar houding, gedrag, ambitie en ondernemerschap. Is hij of zij bereid een ander iets te gunnen en kan hij of zij werken in teamverband? Dat zijn kerncompetenties die misschien nog wel belangrijker zijn dan de klassieke examenstof. Daarmee red je het niet alleen op de arbeidsmarkt maar ook in de samenleving.”
GROTE TEKORTEN OP DE ARBEIDSMARKT
Ziet u dat de ‘vroegpluk’ steeds vaker voorkomt?
“Dat gebeurt in het vmbo zeker. Dat vindt geleidelijk plaats. Nederland zit nu nog in de totale ontkenning over de krimp die nu op ons afkomt. Een vijfde van het huidige opleidingsaanbod bestaat over vijf jaar niet meer. Niet omdat de opleidingen niet goed genoeg zijn, maar simpelweg omdat er niet meer studenten zijn. Er komt een structurele schaarste op de arbeidsmarkt en deze wordt van ongekende omvang. Het tekort wordt nog veel groter dan nu al het geval is. Werp maar eens een blik in de kranten; de Telegraaf bijvoorbeeld had onlangs een hele serie over de arbeidsmarkt. Daarom ook is een groot leerwerkbanen-offensief nodig. In ons land hebben we een miljoen niet= participerende mensen. Het is ondenkbaar dat zij niet mee gaan doen. Met zo’n offensief kunnen we ze op weg helpen.”
Wat zijn de gevolgen van deze tekorten?
“Dat betekent dat de ambitie om Nederland naar een hoger plan te tillen, geremd wordt, net als de economische groei. Nederland kan van de top naar de middenmoot zakken.”
Wat kan de MBO Raad hieraan doen?
“Wij kunnen scholen massaal openstellen voor omscholing en herscholing bij grote baantransities. Als een groot warenhuis bijvoorbeeld verdwijnt, geeft het dichtstbijzijnde roc direct aan dat de medewerkers welkom zijn voor een om- of bijscholing.”
BESTUURSAKKOORD EN DE TOEKOMST VAN HET MBO
De handtekeningen onder het bestuursakkoord werden begin februari gezet. Ruim een maand later staan de gemeenteraadsverkiezingen op het programma. Toeval, of is deze timing een bewuste keuze geweest?
“Dat is een bewuste keuze. Bij het aanstellen van dit kabinet wilden we eerst met hen tot een akkoord komen. Nu zijn we een waanzinnig mooi pamflet aan het maken die beschikbaar komt vóór de collegevorming van de nieuwe gemeentes. Die gaat helpen om het bestuursakkoord in de regio te vertalen naar acties van scholen met gemeenten en bedrijfsleven. Je ziet in het akkoord veel vertaling naar de regio.”
Welke rol ziet u de komende jaren weggelegd voor gemeenten? Moeten zij meer initiatief nemen?
“Mbo-scholen zijn cruciale partners voor gemeenten en andersom. Het is wat mij betreft over een paar jaar een vanzelfsprekendheid dat de gemeente een gezonde invloed heeft op de school en de school op de gemeente. Dat kan wat mij betreft gaan over kwetsbare jongeren die extra aandacht nodig hebben en het kan gaan over innovatie en economisch strategisch beleid. Denk bijvoorbeeld aan de NAM-cao in de provincie Groningen, daarin staat de volledige erkenning van de energietransitie. Dat betekent voor heel veel mensen baantransitie. Erkenning is het begin van de oplossing.”
Bent u bang voor digitalisering en robotisering, in het bijzonder voor mbo’ers?
“Nee, ik zie die ontwikkelingen juist als een mooie uitdaging. Het betekent dat in kindvoorzieningen en in het basis- en voortgezet onderwijs al de basis gelegd moet worden voor digitalisering en technologische vorming. Daar zijn we volop mee bezig in het onderwijs. Er is geen zorg- of bouwberoep meer zonder technologische ondersteuning. Of er daardoor banen verloren gaan? Het zal ook weer nieuwe banen opleveren.”
In het bestuursakkoord staat ook dat het een en ander nog kan verbeteren, zoals de doorstroom naar de arbeidsmarkt. Vooral een aanzienlijk deel van de jongeren bij mbo-2 opleidingen is erg jong en twijfelt over de te kiezen opleiding. Deze groep wordt onvoldoende begeleid en voorbereid, staat in het akkoord. Wat gaat de MBO Raad voor deze groep doen?
“Dit staat niet voor niets in het bestuursakkoord. Vanuit de overheid stroomt zo’n 4 miljard euro naar het mbo. Daarvan zit 400 miljoen euro in de sfeer van prestatieafspraken, de zogenaamde kwaliteitsagenda.. Voor een deel daarvan gaan de schoolbestuurders met docenten een special approach ontwikkelen voor deze groep. Wij zijn ook met gemeentes bezig om kwetsbare jongeren, in pilotverband, te volgen na het halen van hun diploma.”
Minister van Engelshoven wil dat mbo’ers meer tijd krijgen voor hun studie. Wat vindt de MBO Raad daarvan?
“Ze heeft niet gezegd dat mbo’ers meer tijd krijgen. En als ik het voor het zeggen had, kregen ze de tijd tot hun 27ste, zolang er zicht is op een diploma. Als je twee jaar een zorgopleiding volgt, maar je ontdekt na die tijd en twee stages dat het toch niet is wat je wil, moet je naar andere opleiding kunnen switchen. Maar tegelijk mag het systeem van financiering niet zo zijn dat je jaren in een opleiding mag zitten. Ik waarschuw er dus meteen bij: meer tijd is geen signaal om rustig achterover te gaan leunen. Zowel de school als de student moet hard aan het werk.”
© Nationale Onderwijsgids / Frank Molema